HBO-bachelor Opleiding tot Verpleegkundige (HBO V )

  • Flexibel studeren
  • Je docent is altijd bereikbaar
Beoordeling LOI:

€ 399,00 p/m Meer informatie

HBO-bachelor Opleiding tot Verpleegkundige (HBO V )

Wil je HBO Verpleegkunde studeren? Met de HBO-bachelor Verpleegkunde van LOI Hogeschool behaal je een wettelijk erkend getuigschrift! In deze opleiding doe je alle benodigde medische kennis en verpleegkundige vaardigheden... Lees meer

Wil je HBO Verpleegkunde studeren? Met de HBO-bachelor Verpleegkunde van LOI Hogeschool behaal je een wettelijk erkend getuigschrift! In deze opleiding doe je alle benodigde medische kennis en verpleegkundige vaardigheden op. Ook is er veel aandacht voor klinisch redeneren en voor de sociaal-agogische en psychiatrische kanten van het vak. De opleiding is ontwikkeld in samenspraak met zorgorganisaties en ziekenhuizen. De begeleiding wordt verzorgd door professionals uit de beroepspraktijk.

Over deze opleiding

Infomercial HBO BA - MA - AD - Post BA - HBO-minor
  • Starten kan op elk gewenst moment
  • Inclusief vakliteratuur
  • Begeleiding door ervaren professionals
  • Behaal officiële V&VN-accreditatiepunten

Erkenningen & samenwerkingen

Bel 071 – 545 1234
  • Vragen of persoonlijk advies?
  • Telefoon Bel 071 - 545 1234
  • Whatsapp WhatsApp
  • Kalender Adviesgesprek
  • Mail Stuur een e-mail
  • Help Veelgestelde vragen
Uitgebreide opleidingsinformatie

Algemene informatie

Met de erkende opleiding HBO Verpleegkunde doe je veelgevraagde kennis op. De vraag naar goed opgeleide verpleegkundigen is enorm. Bovendien is de zorg sterk aan het veranderen. Zorg vindt vaker in de wijk plaats, zorgvragers worden ouder en hebben vaker meerdere (chronische) aandoeningen tegelijk. Ook wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van nieuwe technologie en E-health-toepassingen. Van verpleegkundigen wordt dan ook steeds meer verwacht. Geen wonder dat steeds vaker gevraagd wordt om een diploma HBO Verpleegkunde.

Over de opleiding
De HBO-bachelor Verpleegkunde (HBO V) is ontwikkeld in samenspraak met verschillende zorgorganisaties en bereidt je perfect voor op de praktijk. Je wordt opgeleid tot allround verpleegkundige op niveau 6. In de hoofdfase kies je uit de verschillende differentiaties Algemene gezondheidszorg (agz), Maatschappelijke gezondheidszorg (mgz), Geestelijke Gezondheidszorg (ggz) en Geriatrie & gerontologie (gg). Hiermee geef je direct richting aan je loopbaan.

Wat kan ik met HBO Verpleegkunde?
Met het bachelorgetuigschrift dat je met deze opleiding behaalt kun je je straks inschrijven in het BIG-register als (HBO) verpleegkundige. Een HBO-verpleegkundige verleent vaak (hoog)complexe zorg, overlegt met andere disciplines en voert de regie over het zorgproces. Je kunt gaan bijvoorbeeld gaan werken in de wijkverpleging, een ziekenhuis, een verpleeg- of verzorgingshuis, de thuiszorg, de gehandicaptenzorg of de geestelijke gezondheidszorg.

Vraag de studiegids aan

  • Alle informatie over je opleiding.
  • Meer over studeren bij de LOI.
  • Binnen enkele minuten in je mailbox.
Studiegids aanvragen

Daarom kies je voor de opleiding HBO-bachelor Opleiding tot Verpleegkundige (HBO V )

  • Starten kan direct, via Online+.
  • Inclusief alle benodigde vakliteratuur, geen extra kosten.
  • Volledig gebaseerd op de internationaal gehanteerde CanMEDSrollen en BN2020.
  • Keuze uit vier differentiaties.
  • Vrijstelling mogelijk op basis van ervaring en eerder behaalde diploma's (EVC/EVK).
  • Behaal officiële V&VN-accreditatiepunten.
  • Klinisch redeneren en Evidence based practice staan centraal in de opleiding.

De docenten werken dagelijks in de praktijk. Dat is de kracht van de LOI.


Sergej Koopmans Moleveld
Docent HBO-bachelor Verpleegkunde


Lees het interview

Welke opleiding past bij jou?

LOI Hogeschool biedt verschillende HBO-bacheloropleidingen Verpleegkunde. Hieronder zie je in één oogopslag welke het beste bij je past. Twijfel je? Bel ons gerust op (071) 545 1234, we adviseren je graag!

HBO-bachelor Verpleegkunde

  • Je hebt nog geen opleiding tot verpleegkundige gevolgd.

  • Je werkt nog niet in de zorg of je werkgever kan je niet tijdens de gehele opleiding begeleiden.

HBO-bachelor Verpleegkunde – duaal

  • Je hebt nog geen opleiding tot verpleegkundige gevolgd.

  • Je werkt minstens 16 uur per week in de zorg.

  • Je werk biedt de mogelijkheid om de competenties van een HBO-verpleegkundige te ontwikkelen.

  • Je werkgever kan en wil je tijdens de gehele opleiding begeleiden.

HBO-bachelor Verpleegkunde verkort

  • Je bent in het bezit van een MBO 4- of Inservice-diploma Verpleegkundige.

  • Je wilt je kennis en vaardigheden op HBO-niveau brengen.

  • Je werkgever kan of wil je niet tijdens de gehele opleiding begeleiden.

HBO-bachelor Verpleegkunde verkort - duaal

  • Je bent in het bezit van een MBO 4- of Inservice-diploma Verpleegkundige.

  • Je wilt je kennis en vaardigheden op HBO-niveau brengen.

  • Je werkt minstens 16 uur per week in de zorg.

  • Je werk biedt de mogelijkheid om de competenties van een HBO-verpleegkundige te ontwikkelen.

  • Je werkgever kan en wil je tijdens de gehele opleiding begeleiden.

Maatwerk voor zorginstellingen

Door de flexibele opzet van de opleiding HBO Verpleegkunde is het voor werkgevers mogelijk om via LOI Zakelijk medewerkers groepsgewijs een opleidingstraject op maat te laten volgen en daarbij additionele opleidingscomponenten toe te voegen. Bijvoorbeeld door extra lesdagen te besteden aan specifieke vaardigheden. Zo ontstaat een maatwerkopleiding die volledig is afgestemd op de behoefte binnen uw organisatie. We denken graag met u mee over de mogelijkheden.

Verschillende ziekenhuizen en zorginstellingen hebben al gekozen voor LOI Hogeschool. Zo koos o.a. het Leids Universitair Centrum (LUMC) LOI Hogeschool als partner bij het inrichten van hun (incompany) opleidingstraject HBO-V Verkort.

Meer informatie is te vinden op loi.nl/zakelijk/gezondheidszorg.

Doelgroep en toelating

Hulp bij je studiekeuze?

Heb je nog vragen of wil je advies over je studiekeuze? We helpen je graag in een persoonlijk telefonisch gesprek.

Plan je adviesgesprek

Doelgroep en beroep

De bacheloropleiding HBO Verpleegkunde is bestemd voor iedereen die in zijn of haar werk echt iets wil betekenen en op HBO-niveau aan de slag wil als verpleegkundige. Bijvoorbeeld in de wijkverpleging, een ziekenhuis of een zorginstelling. De opleiding is zowel geschikt voor mensen die nog geen achtergrond of opleiding in de verpleging hebben, als voor mensen die al in de verpleging werken en hun vakkennis willen uitbreiden of op HBO-niveau willen brengen.

Heb je al een baan in de zorg voor minstens 16 uur per week en biedt deze werkplek je de gelegenheid je te ontwikkelen als verpleegkundige? Wil je werken en leren combineren? En wil je werkgever je daarbij begeleiden? Kies dan voor de duale HBO-bacheloropleiding Verpleegkunde. Heb je al een MBO 4-of Inservice-opleiding Verpleegkunde gevolgd en wil je je kennis op HBO-niveau brengen? Kies dan voor de verkorte opleiding HBO Verpleegkunde (deeltijd of duaal).

Je volgt deze opleiding via flexibel deeltijdonderwijs. Deeltijdopleidingen zijn bij uitstek geschikt voor volwassenen die een opleiding willen volgen naast een baan.

Toelating

Je kunt je direct inschrijven voor deze opleiding als je beschikt over een van de onderstaande diploma’s of bewijzen:

  • HAVO-diploma
  • VWO-diploma
  • MBO 4-diploma
  • Propedeusegetuigschrift (HBO of WO)
  • Diploma kort HBO-programma LOI Hogeschool
  • Diploma Associate degree (Ad)
  • Behaalde 21+-toets

Niet de juiste vooropleiding? Doe de HBO 21+ toets!

Met de HBO 21+ toets wordt getoetst of je het niveau van een HBO-opleiding aankunt. De toets bestaat uit meerkeuzevragen op het gebied van taal, rekenen en logica. Naar aanleiding van de uitslag krijg je een advies van de toelatingscommissie van LOI Hogeschool of je wel of niet met de opleiding van je keuze kunt starten. De HBO 21+ toets kan iedere werkdag digitaal worden afgelegd op ruim 20 verschillende locaties in Nederland. Op de dag van de toets moet je minimaal 21 jaar zijn.

Het afleggen van de HBO 21+ toets kost € 89,-. Schrijf je je hierna in voor een HBO-bacheloropleiding of Associate degree bij LOI Hogeschool? Dan krijg je dit bedrag van ons terug en is je 21+ toets dus gratis!

Extra tijd nodig?
Heb je dyslexie, dyscalculie of denk je om een andere reden recht te hebben op meer tijd? Dan is het mogelijk om extra tijd aan te vragen voor het examen. Stuur in dat geval je NAW-gegevens, plus een medische verklaring van dyslexie of dyscalculie, naar examenbureau@loi.nl. Je medische verklaring wordt vervolgens gecheckt, waarna het examenbureau contact met je opneemt over het boeken en betalen van het examen.

Klik hier voor meer informatie en om je direct aan te melden

Toelating met een kort HBO-programma

Ben je 21 jaar of ouder? Dan kun je ook tot een HBO-bacheloropleiding of Associate degree worden toegelaten op basis van een kort HBO-programma van LOI Hogeschool. Ieder kort HBO-programma geeft recht op toelating. Wel kunnen er aanvullende (wettelijke) toelatingsvoorwaarden van toepassing zijn.

We raden we je aan om te kiezen voor een kort HBO-programma dat modules omvat uit de bachelor of Associate degree die je wilt volgen. Je behaalt dan niet alleen een waardevol diploma, maar kunt bij doorstroming vaak meteen vrijstelling aanvragen voor de inhoudelijk overeenkomende module(s).

Inhoud van de opleiding

Gratis proefles

  • Maak kennis met studeren bij de LOI.
  • Bekijk een hoofdstuk uit het lesmateriaal.
  • Ontdek de online leeromgeving.
Vraag de proefles aan

Inhoud van de opleiding HBO-bachelor Opleiding tot Verpleegkundige (HBO V )

De bacheloropleiding HBO-Verpleegkunde (HBO-V) is ontwikkeld in nauwe samenwerking met professionals uit de zorg en sluit perfect aan op de praktijk. De opleiding is gebaseerd op de internationaal erkende CanMEDS-systematiek, waarbij alle rollen van de verpleegkundige uitgebreid aan bod komen. Je leert uiteraard de essentiële verpleegkundige vaardigheden, maar er is ook veel aandacht voor klinisch redeneren, evidence based werken en voor specifieke thema’s zoals psychiatrie, sociaal-agogische zorg en geriatrie.

In de hoofdfase kies je een differentiatie die aansluit bij jouw interesse en toekomstplannen. Bij Algemene Gezondheidszorg (agz) richt je je op uiteenlopende ziektebeelden en werk je bijvoorbeeld in een ziekenhuis of revalidatiecentrum. Maatschappelijke Gezondheidszorg (mgz) bereidt je voor op werk in de eerstelijnszorg, thuiszorg of publieke gezondheidszorg. Kies je voor Geestelijke Gezondheidszorg (ggz), dan verdiep je je in zorg voor mensen met psychiatrische aandoeningen of een verstandelijke beperking. De differentiatie Geriatrie & Gerontologie (gg) richt zich op de zorg voor kwetsbare ouderen, onder andere in verpleeghuizen en woonzorgcentra. Na afronding van de opleiding voldoe je aan alle eisen om je te registreren in het BIG-register als HBO-verpleegkundige.

Het studieprogramma

Het studieprogramma van de HBO-bachelor Opleiding tot Verpleegkundige (HBO V ) bestaat uit een propedeuse, een hoofdfase en een afstudeerfase. Bij deze opleiding kun je 240 EC's halen. In een cluster volg je een aantal modules rondom hetzelfde thema. De meeste clusters worden afgesloten met een praktijkintegratiemodule. In deze modules combineer je de opgedane kennis en pas je deze toe in een praktijksituatie.

Bekijk de modules van de opleiding

  • Module EC's
  • Fase 1
  • Inleiding verpleegkunde

    In deze eerste module verwerft de student kennis en inzicht over wat gezondheid is, het Nederlandse gezondheidszorgsysteem in relatie tot andere gezondheidszorgsystemen en het verpleegkundig beroep vroeger en nu. In de module wordt aandacht besteed aan het Nederlandse gezondheidszorgbeleid, het beroepsprofiel van de verpleegkundige met de canMEDS-rollen, de beroepscode, de structuur van de gezondheidszorg, het klinisch redeneren binnen het verpleegkundig proces, classificaties in de gezondheidszorg/verpleegkunde en de betekenis van de diversiteit in de Nederlandse maatschappij voor de zorg. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • beschrijft de huidige rol van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg vanuit de historische ontwikkeling van het verpleegkundig beroep, de wettelijke kaders en het beroepsprofiel voor verpleegkundigen;
    • legt een relatie tussen het Nederlandse gezondheidszorgsysteem en andere, internationale gezondheidszorgsystemen door het Nederlandse gezondheidszorgbeleid van de afgelopen 30 jaar te beschrijven;
    • legt een relatie tussen de persoonlijke verwachtingen en de eigen waarden en normen enerzijds en de waarden en normen van de beroepsgroep en moreel-ethische aspecten van de verpleegkundige beroepsuitoefening anderzijds bij het motiveren van de keuze voor het verpleegkundig beroep;
    • formuleert hoe de diversiteit in de maatschappij en binnen de verpleegkunde van invloed zijn op de verpleegkundige beroepsuitoefening;
    • kan de verschillende classificaties in de gezondheidszorg/verpleegkunde beschrijven in relatie tot het verpleegkundig proces en dit toepassen bij het formuleren van specifieke patiëntproblemen vanuit een casus.
  • Algemene medische kennis - Anatomie en fysiologie

    De student verwerft kennis over anatomie en fysiologie van het menselijk lichaam. Deze kennis dient als basis om te analyseren wat de patiëntproblemen zijn, klinisch te redeneren en passende (evidence based) interventies in te zetten. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt in eigen woorden de opbouw (anatomie) en werking (fysiologie) uit van de kleinste levende eenheid van het lichaam (de cel) tot en met de specialisatie van cellen in vier typen weefsels: spierweefsel, dekweefsel, steunweefsel en zenuwweefsel
    • legt in eigen woorden de anatomie en fysiologie uit van de volgende orgaanstelsels: huid, hart- en bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel, urinewegstelsel, zenuwstelsel, hormoonstelsel, zintuigen, voedingsstelsel, bewegingsstelsel en voortplantingsstelsel
    • legt in eigen woorden uit op welke wijze in het lichaam het zenuwstelsel, zintuigen en hormoonstelsel een bijdrage leveren bij het verkrijgen en behouden van homeostase door de relatie te leggen tussen het zenuwstelsel, zintuigen en hormoonstelsel enerzijds en de huid en het uitscheidings-, ademhalings- en spijsverteringsstelsel anderzijds;
    • legt in eigen woorden uit hoe het menselijk lichaam zich beschermt tegen of herstelt na het binnendringen van schadelijke micro-organismen om het inzetten van interventies bij een patiënt met een risico op infectie te kunnen beargumenteren
    • legt een relatie tussen overervingspatronen en recessief erfelijke aandoeningen door te onderbouwen wat de reden kan zijn dat in kleine beschermde gemeenschappen significant meer recessief erfelijke aandoeningen zich voordoen.
  • Effectief communiceren

    Het hoofddoel van de module is dat studenten zich zowel mondeling als schriftelijk correct en effectief kunnen uitdrukken en in staat zijn een tekst te begrijpen, te produceren of samen te vatten binnen een interculturele context.

  • Algemene medische kennis - Pathologie en farmacologie

    De student leert in deze module over pathologische en pathofysiologische verschijnselen, hoofdgroepen van geneesmiddelen en de werking, het effect en de interactie van/tussen geneesmiddelen. Met deze kennis kan de student het proces van klinisch redeneren, eigen observaties en interpretaties koppelen aan de medische kennis over ziekteprocessen en geneesmiddelenkennis om zodoende te beredeneren welke volgende stappen genomen moeten worden voor het verpleegkundig handelen. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt in eigen woorden het verschil uit tussen endogene (vanuit het individu zelf en meestal genetisch zoals hemofilie) en exogene factoren (oorzaken van buitenaf: fysisch, chemisch, biologisch en oorzaken gelegen in voeding) bij het ontstaan van ziekten
    • kan vanuit het proces van klinisch redeneren eigen observaties en interpretaties koppelen aan de medische kennis over ziekteprocessen om zodoende te beredeneren welke volgende stappen genomen moeten worden voor het verpleegkundig handelen
    • kan in eigen woorden uitleggen hoe een verstoring in de fysiologie (pathofysiologie) van een orgaan of systeem tot stand komt: van het hart, de bloedcirculatie, de longen, de nieren, het endocriene systeem en het immuunsysteem
    • kan patiënten observeren na het geven van medicijnen, verschijnselen van medicijngebruik interpreteren en voorlichting over het gebruik geven op basis van kennis van de fysiologie en van algemene farmacologische principes, farmacokinetiek, farmacodynamiek en bijwerkingen, en interacties van medicijnen
    • kan van alle groepen geneesmiddelen (analgetica en anesthetica, middelen bij aandoeningen zenuwstelsel, hart, bloed, bloeddruk, longen/luchtwegen, spijsverteringstelsel, nieren/urinewegen, zintuigen en stofwisseling/hormonen, bij infecties en cytostatica en bij specifieke doelgroepen) in eigen woorden beschrijven: de fysiologische processen die een rol spelen bij aangrijpingspunt van de medicatie, (contra-)indicaties, (bij)werkingen, interacties en toepassing van de geneesmiddelen.
  • Inleiding onderzoek doen

    Het hoofddoel van de module 'Inleiding onderzoek doen' is het aanleren van de basale vaardigheden die van toepassing zijn bij alle vormen van onderzoek in het hbo-werkveld. Deze vaardigheden zijn gerelateerd aan het verkrijgen/vergroten van onderzoekend vermogen, bestaand uit: een onderzoekende houding, het toepassen van kennis uit het onderzoek van anderen en het zelf onderzoek doen (en dit kritisch beschouwen middels evaluatie en reflectie). De student ontwikkelt een fundament waarop de diverse opleidingspecifieke onderzoeksleerlijnen verder kunnen worden voortgebouwd.

    Deze module bevat een aantal examens. Niet alle examens hoeven gedaan te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in.
    • Je doorloopt alle stappen van de module met bijbehorende examens.
  • Zorg voor mensen met acute lichamelijke problemen

    De student verwerft kennis over acute lichamelijke problemen om deze problemen te kunnen voorkomen, adequaat te handelen wanneer deze problemen optreden en bijbehorende patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence based interventies vast te stellen van. 
    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • licht toe op welke wijze gehandeld moet worden bij eerste hulp bij ongelukken (in de privé situatie).   

    • licht toe hoe hij in een casus, aan de hand van verpleegkundige interventies, in laagcomplexe (potentieel) acute situaties handelt, met gebruikmaking van de verschillende methodieken van klinisch redeneren.  

    • voert gesprekken met patiënten en diens naasten in laagcomplexe situaties met gebruikmaking van gesprekstechnieken.  

  • Verpleegkundige vaardigheden I

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, het onderbouwen van de uit te voeren handeling en aandacht voor de privacy en het welbevinden van de zorgvrager. In deze module worden de volgende onderwerpen behandeld:

    • Persoonlijke verzorging.
    • Bed verschonen.
    • Mobiliseren en verplaatsen.
    • Uitscheiding.
    • Hygiëne en infectiepreventie.
    • Vitale functies en bloedsuiker.
    • Kweken en monsters.
    • Compressief zwachtelen en therapeutische elastische kousen.
    • Eten en drinken.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen, (steriele) handschoenen en beschermende kleding met spatbril en muts te dragen indien nodig en in eigen woorden uit te leggen met welke reden deze voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden
    • legt uit in eigen woorden bij verpleegkundige vaardigheden (aangegeven in leerdoelen 1-15, 17-19, 22, 29-32, 34-36) wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • stimuleert het eigen kunnen van de zorgvrager in de zelfzorg en gaat hierbij uit van wat de patiënt zelf kan en eventueel tijdelijk in moet worden ondersteund en maakt hierbij indien nodig gebruik van hulpmiddelen
    • organiseert het eigen verpleegkundig handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen
    • rapporteert in correct Nederlands, zonder stijl-, taal- en spelfouten en brengt een logische opbouw aan in een verslag (kop - romp - staart).
  • Zorg voor mensen met chronische lichamelijke problemen

    De student verwerft kennis over chronische ziekten en de gevolgen van deze ziekten op het dagelijks leven van patiënten, het belang van persoonsgerichte zorg, de problemen, krachten en mogelijkheden van mensen met een chronische ziekte en diens naasten voor het kunnen vaststellen van patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence based interventies in de context van wat voor de patiënt belangrijk is. In de module wordt gekeken naar de volgende chronische ziekten: diabetes mellitus, reumatische aandoeningen, neurologische aandoeningen, longproblemen, hart- en vaatziekten, hiv/aids, chronische nierinsufficiëntie, huidproblemen, inflammatoire darmziekten.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen chronische ziekten, sociologische en psychologische factoren door gevolgen voor het dagelijks leven van de persoon (volwassene en kind) en diens naasten te beschrijven in termen van patiëntproblemen op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal vlak
    • legt een verband tussen sociale ongelijkheid, chronische ziekten en de gevolgen daarvan door te reflecteren op deze relatie bij het uitwerken van een casus
    • legt een verband tussen de diverse chronische ziekten, verschillende (psychosociale) interventies en het wetenschappelijk bewijs voor deze interventies door te reflecteren op de keuze van interventies bij het uitwerken van een casus
    • onderkent het belang van ervaringsdeskundigheid en sociaal netwerk bij de zorg aan mensen met een chronische ziekte door bij het uitwerken van een casus aan te geven hoe ervaringen, krachten en mogelijkheden van de persoon en diens netwerk ingezet zijn bij het vormgeven van de zorg en ondersteuning
    • vergelijkt verschillende zorgmodellen (chronic care model, guided care model, Kaiser Permanente concept) en begrippen (disease management, geïntegreerde zorg, case-management, ketenzorg) door te beschrijven wat hun waarde is voor het versterken van empowerment, zelfmanagement en autonomie van mensen met een chronische ziekte.

     

  • Psychopathologie en gedrag

    ​Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis verwerft over een aantal veelvoorkomende psychische stoornissen en verstandelijke beperkingen en daaraan gerelateerde onderwerpen als: ontwikkeling, levensfasen, stress, coping en ziekte-inzicht. Met behulp van deze kennis is de professional in staat om gezond gedrag af te zetten tegen verstoord gedrag en kan daaruit voortvloeiende patiëntproblemen formuleren voor mensen met een psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking.

  • Zorg voor mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking

    De student verwerft kennis over de belangrijke aspecten in de zorg voor mensen met psychiatrische aandoeningen of verstandelijke beperkingen. Leidend hierbij is hoe de verpleegkundige zo optimaal mogelijk kan aansluiten bij de wensen en behoeften van deze patiëntencategorieën, maar ook in staat is gezondheidsrisico's te taxeren en te monitoren. De verpleegkundige diagnostiek en besluitvorming wordt in het licht van de eigen kracht, autonomie en rehabilitatie van de patiënt geplaatst. Herstelondersteunend en systemisch werken zijn belangrijke concepten, evenals de wettelijke kaders waarbinnen verpleegkundigen hun beroepsuitoefening vormgeven.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • kan een beargumenteerde keuze maken voor de best passende standaarden en richtlijnen in een specifieke, individuele situatie op basis van kennis over de gevolgen van veelvoorkomende psychiatrische stoornissen of verstandelijke beperkingen en daarbij rekening houden met de wensen en behoeften van de zorgvrager en diens naasten
    • taxeert risico's met betrekking tot veelvoorkomende gezondheidsrisico's bij mensen met een psychiatrische aandoening of verstandelijke beperking en beschrijft relevante verpleegkundige interventies ten aanzien van voorkoming of vermindering van deze risico's
    • verwoordt uitgangspunten en kenmerken van huidige en toekomstige wetgeving ten aanzien van gedwongen opname en dwang in de zorg en kan binnen deze wettelijke kaders de verpleegkundige verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg, aansluitend bij de wensen en behoeften van de patiënt, beargumenteren
    • legt een relatie tussen het ondersteunen van patiënten met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking en de wensen, krachten en mogelijkheden van de patiënt en diens sociale netwerk, vanuit een visie op herstelondersteuning, empowerment, rehabilitatie en maatschappelijke integratie
    • benoemt de uitgangspunten van de systeemtheoretische benadering en vertaalt deze in de zorgverlening aan mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking in een laagcomplexe zorgsituatie.
  • Algemene beroepsoriëntatie

    Het hoofddoel van de module is dat je leert je enerzijds persoonlijk te profileren in de beroepsomgeving van de studie waarin je werkt of gaat werken door het werkveld te analyseren en de benodigde competenties en beroepscodes te relateren aan je eigen sterktes en zwaktes. Anderzijds leer je in groepsverband projectmatig samen te werken aan het in kaart brengen van bedrijfskundige en ethische aspecten van een arbeidsorganisatie. Dit alles met als doel dat je de beoogde werkomgeving en het hbo-niveau daarbinnen leert kennen in relatie tot jezelf.

    In deze module staan twee eindopdrachten: het beroepsproduct (IBP) en het projectverslag. Je maakt een van deze twee eindopdrachten om de module af te ronden. 

    Deze module bevat twee verplichte opdrachten. Er hoeft echter maar één van de twee opdrachten gemaakt te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in en na goedkeuring zend je deze nogmaals in als praktijkopdracht Definitief.
    • Je doorloopt alle stappen van de praktijkopdracht, dus van het plan van aanpak tot en met de definitieve versie.
  • Evidence-based praktijkintegratie Oriëntatie praktijk I

    De student koppelt kennis en attitude aan de uitvoering van de verpleegkundige vaardigheden om het vak van verpleegkundige binnen een gecontroleerde omgeving door begeleiding aan te leren. De student stelt zich hierbij leergierig, nieuwsgierig maar vooral ook kritisch op. De student streeft ernaar om het eigen handelen te baseren op evidence-based practice en middels reflectie kritisch te zijn op het eigen handelen en de behaalde resultaten om indien nodig het handelen aan te passen.  

    Tijdens de eerste stageperiode staan de basiszorg (persoonlijke verzorging, ondersteunen mobiliteit, uitscheiding, eten en drinken, monitoren vitale functies), de basiskennis van de anatomie, fysiologie en pathologie en de communicatie met de patiënt en andere verpleegkundigen centraal. 

    In het stagewerkboek staan de leerdoelen voor de stageperiode uitgewerkt per CanMEDS-rol en beroepscompetentie. De setting kan per student voor deze stageperiode verschillen, waardoor het niet mogelijk is om alle leerdoelen bij iedere stage te behalen.  

     Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • voert verpleegkundige vaardigheden uit om de patiënt te ondersteunen bij zijn persoonlijke verzorging, het mobiliseren en verplaatsen, de uitscheiding, eten en drinken waarbij het versterken van zelfredzaamheid en eigen regie van de patiënt worden bevorderd en passende handhygiëne en infectiepreventie worden toegepast
    • legt een verband tussen de gegevens verkregen via het meten van vitale functies, bloedsuiker en het afnemen van kweken en monsters en de ziekte/aandoening/beperkingen van de patiënt
    • legt een verband tussen de verpleegkundige handelingen en de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten voor, tijdens en na het uitvoeren van de handeling door gebruik te maken van in de instelling geldende richtlijnen en protocollen
    • stelt actuele en potentiële verpleegproblemen vast op basis van het verzamelen en ordenen van gegevens volgens een specifieke systematiek (gezondheidspatronen Gordon, RAI, SAMPC, Omaha) verkregen uit een tweegesprek met de patiënt met een open luisterhouding (opnamegesprek, anamnesegesprek of kennismakingsgesprek) of via observaties waarbij persoonlijke waarden en normen van de patiënt en de persoonlijke grenzen van de student worden gerespecteerd
    • stelt zich op als (aankomend) professional door te handelen volgens de geldende organisatievoorschriften (denk aan kledingvoorschriften) en de Beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden en stelt zich daarbij leerbaar op door te vragen naar specifieke feedback met respect voor de organisatiecultuur en stuurt het eigen leerproces door te reflecteren op het eigen handelen binnen het verpleegkundig proces, per handeling, dienst of dagdeel en gehele stageperiode met behulp van de STARR-methode.
  • Fase 2
  • Gezondheidsbevordering

    De student verwerft kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het bevorderen van de gezondheid van een individu of een groep mensen. 

    Tijdens de module krijgt de student inzicht in de wijze waarop individuen en groepen door het organiseren en toepassen van passende vormen van preventie het zelfmanagement en het gebruik van het eigen netwerk van de burger kunnen bevorderen.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • benoemt de verschillende vormen van preventie (primaire, secundaire en tertiaire preventie) en laat zien hoe hij deze vormen van preventie kan toepassen in de gezondheidszorg
    • legt een verband tussen de determinanten van gezondheid volgens het Lalonde-model, de gedragsmodellen (Health Belief Model, model van Fishbein en Ajzden en het ASE-model) en de wijze waarop hij het gedrag van volwassen en kinderen kan beïnvloeden
    • beargumenteert de keuze voor een vorm van voorlichting gericht op gezondheidsgedrag op basis van een vergelijking van de verschillende vormen van gezondheidsvoorlichting
    • heeft inzicht in de rol van het individu, de rol van het sociale netwerk en de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van gezond gedrag en kan daarbij aangeven wat het verband is tussen preventie en het bevorderen van zelfmanagement
    • past de principes van gezondheidsvoorlichting toe door het opzetten van een voorlichtingsbijeenkomst voor een bestaande groep en het houden van een individueel gesprek volgens de methode motiverende gespreksvoering.
  • Zorg voor ouderen

    De student verwerft kennis over veroudering, multimorbiditeit, complicaties, problemen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens netwerk om patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence-based interventies bij ouderen te kunnen vaststellen in de context van wat de oudere belangrijk vindt. In de module wordt veroudering bekeken vanuit verschillende perspectieven: fysiologisch, psychologisch, sociologisch en vanuit cultureel, etnisch en levensbeschouwelijk perspectief. Healthy ageing en succesvol ouder worden zijn belangrijke concepten die aan de orde komen. Risico-inschatting en vroegsignalering kunnen gezondheidsproblemen voorkomen, evenals gezond gedrag. Belangrijke gezondheidsproblemen die op kunnen treden in de derde en vierde levensfase, komen aan bod in het licht van kwaliteit van leven en leefplezier. Versterken van zelfmanagement, eigen regie en autonomie zijn belangrijke doelen in de zorg voor ouderen.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat.

    De student:

    • legt een verband tussen veroudering, multimorbiditeit en de gevolgen daarvan voor de ouder wordende mens door het beschrijven van patiëntproblemen die kunnen ontstaan op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal vlak
    • legt een relatie tussen het versterken en ondersteunen van zelfmanagement, zelfredzaamheid, autonomie en leefplezier van de oudere en de wensen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens sociale netwerk door gezamenlijk met de oudere (en diens naasten) patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies vast te stellen
    • legt een verband tussen culturele, etnische, levensbeschouwelijke opvattingen over veroudering en persoonlijke eigenschappen door bij het vaststellen van patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies uit te gaan van wensen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens sociale netwerk
    • onderkent het belang van positief beïnvloeden van leefstijl rondom voeding, bewegen, gebruik alcohol en tabak voor ouderen en het vroegtijdig mogelijke problemen inschatten bij ouderen door gebruik te maken van methoden voor risico-inschatting, vroegsignalering en monitoring
    • past de principes en uitgangspunten van palliatieve zorg bij ouderen toe door de zorgresultaten en interventies aan te passen aan de terminale levensfase waarin de oudere zich bevindt.
  • Zorgsystemen, zorgorganisaties en ketenprocessen

    Zorgprofessionals krijgen in toenemende mate te maken met complexe zorgvragen waarbij multidisciplinaire samenwerking binnen en buiten de eigen organisatie noodzakelijk is.

    Na het afronden van de module is de professional bekwaam te participeren in een bestaande zorgketen of netwerk voor een specifieke zorgvragersgroep, rekening houdend met:

    1. de deelnemende partijen (stakeholders)
    2. de sociale kaart in een bepaalde regio, de lacunes en succesfactoren van het werken in zorgketens en netwerken.
  • Kwaliteits- en veiligheidszorg

    In deze module wordt dieper ingegaan op wat de kwaliteit van zorg nu eigenlijk is en hoe een bepaalde mate van kwaliteit en veiligheid van zorg verkregen, getoetst en gemeten kan worden.

    Vervolgens wordt er gekeken naar de rol die de verpleegkundige heeft in het verkrijgen, maar ook in het meten en het behouden van de kwaliteit en de veiligheid van zorg, zowel op individueel, team- als instellingsniveau.
    De module wordt afgesloten met bewustwording omtrent het eigen handelen in situaties met (mondelinge) agressie en handvatten om (mondelinge) agressie bespreekbaar te maken in een team en handvatten om een collega bij te staan die betrokken is geweest bij een situatie waarin (mondelinge) agressie voorkwam.

  • Evidence-based practice in de gezondheidszorg

    De student formuleert antwoorden op praktijkgerichte problemen binnen het domein van de eigen beroepspraktijk of stageplek gebruik makend van vakliteratuur, standaarden en wetenschappelijke literatuur. Tijdens de module krijgt de student inzicht in mogelijke bronnen, kracht van bewijsvoering en principes van evidence-based practice voor de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten op NLQF 5-niveau tot het onderstaande in staat:

    • Vergelijkt verschillende informatiebronnen en zet deze correct in om een vraag in de beroepspraktijk te kunnen beantwoorden (vakliteratuur, richtlijnen, boeken, protocollen, best practice en wetenschappelijke literatuur.
    • Past de termen uit onderzoeksmethodologie toe in het analyseren van een wetenschappelijk artikel (populatie, steekproef, onderzoeksmethodes (designs), kwalitatief en kwantitatief onderzoek, analysemethodes, validiteit, betrouwbaarheid, bias, generaliseerbaarheid).
    • Past de vijf stappen van evidence-based practice toe op een knelpunt in de dagelijkse praktijk in de gezondheidszorg vanuit huidige werkplek of eerdere stageperiode (vraag formuleren, bewijs zoeken, bewijs beoordelen, resultaat toepassen, evalueren).
    • Rapporteert de uitwerking van de vijf stappen van evidence-based practice als een logisch samenhangend opeenvolgend geheel.
    • Onderbouwt een antwoord vanuit de verschillende informatiebronnen (zie leeruitkomst 1) op een praktijkgericht probleem binnen het beroepsdomein met het in acht nemen van de weging van de kracht van de informatiebronnen.
  • Verpleegkundige vaardigheden II

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, het onderbouwen van de uit te voeren handeling en het welbevinden voor, tijdens en na de handeling bewaken. 

    In deze module worden de volgende onderwerpen behandeld:

    • Acute situatie in beeld.
    • Blaaskatheterisatie en blaas- en katheterspoelen.
    • Stomata: urine, dunne darm, dikke darm.
    • Neus-maagsonde en sonde door de buikwand.
    • Subcutaan infuus en hypodermoclyse.
    • Medicatie toedienen: voor toediening gereed maken, oraal, rectaal, via inhalatie en vernevelen, via subcutane, intramusculaire en intracutane injectie.
    • Zuurstoftoediening.
    • Pijn en pijnbehandeling.
    • Observatie en risico-inventarisatie.
    • Wondzorg.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen en (steriele) handschoenen te dragen indien nodig
    • monitort het welbevinden van de zorgvrager, voor, tijdens en na het uitvoeren van de verpleegkundige handeling
    • organiseert het eigen verpleegkundig handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen
    • legt uit in eigen woorden bij het meten van het urineresidu, het inbrengen, verzorgen en verwijderen van een katheter en het verzorgen van een urine-, dunne- en dikke darmstoma wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • past de inzet van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten toe en kan de keuze ervoor onderbouwen
    • handelt volgens de Wet BIG in het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden vaardigheden
    • legt uit in eigen woorden het inbrengen, verzorgen en verwijderen van een neus-maagsonde en en sonde door de buikwand, het aanbrengen van een subcutaan infuus en het toedienen van medicatie en zuurstof en verzorging van een wond wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • toont aan door het maken van 10 foutloze berekeningen het verpleegkundig rekenen te beheersen en daardoor veilig medicatie te kunnen verstrekken
    • analyseert de mate van pijn bij de zorgvrager en brengt hierin verdieping aan door het afnemen van een pijnanamnese en hierdoor meer accuratere verpleegkundige diagnoses te kunnen stellen en verpleegkundige interventies in te kunnen zetten
    • kan in acute situatie de situatie rondom de zorgvrager adequaat in kaart brengen en vervolgens op gestructureerde wijze de situatie mondeling overdragen aan een arts of acute hulpdienst.
  • Gezamenlijke besluitvorming

    De student verwerft kennis en vaardigheden ten aanzien van gezamenlijke besluitvorming. In deze module leert de student wat eigen regievoering, zelfbeschikkingsrecht, zelfmanagement en casemanagement zijn. Ook wordt de student uitgenodigd om na te denken over machtsverhoudingen in de hulpverleningsrelatie en hoe samen met de patiënt en zijn naasten tot gezamenlijke besluitvorming gekomen kan worden zonder misbruik te maken van macht en met behulp van empowerment, gesprekstechnieken en keuzehulpen. Vaardigheden betreffende gezamenlijke besluitvorming, casemanagement en empowerment, worden geoefend met behulp van casussen en rollenspelen. Tot slot komt aan de orde in hoeverre gezamenlijke besluitvorming wordt toegepast op dit moment en wat de voor- en nadelen zijn van gezamenlijke besluitvorming voor zowel de patiënt en diens naasten als de verpleegkundige.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • benoemt in eigen woorden wat de verschillen zijn tussen de patiënt en de verpleegkundige als het gaat om rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van de zorg die gegeven of ontvangen wordt, en wat dit betekent voor de beroepshouding en het therapeutisch gedrag van de verpleegkundige
    • onderkent het belang van eigen regievoering, zelfbeschikking, zelfmanagement en casemanagement door te beschrijven hoe besluitvorming ten aanzien van zorgresultaten en interventies samen met de patiënt en diens naasten tot stand kan komen waarbij rekening gehouden wordt met de grenzen van de patiënt en diens naasten
    • past de principes en uitgangspunten van empowerment toe in een nagebootste praktijksituatie en demonstreert hierbij hoe je individuen kunt bekrachtigen en verstevigen waarbij tevens rekening wordt gehouden met machtsongelijkheid
    • past de verschillende stappen van gezamenlijke besluitvorming en keuzenhulpen toe in een nagebootste praktijksituatie en formuleert patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies die tot stand zijn gekomen op basis van gezamenlijke besluitvorming
    • legt een verband tussen gezamenlijke besluitvorming en het zorgethisch perspectief door te benoemen wat de voor- en nadelen zijn van gezamenlijke besluitvorming en door te benoemen wanneer gezamenlijke besluitvorming wel of niet zou moeten plaatsvinden.
  • Praktijk II

    De student koppelt kennis en attitude aan de uitvoering van de verpleegkundige vaardigheden om het vak van verpleegkundige binnen een gecontroleerde omgeving door begeleiding aan te leren. De student stelt zich hierbij leergierig, nieuwsgierig maar vooral ook kritisch op. Hij/zij streeft ernaar om het eigen handelen te baseren op evidence-based practice en middels reflectie kritisch te zijn op het eigen handelen en de behaalde resultaten om indien nodig het handelen aan te passen.  

    Tijdens de tweede praktijkperiode staan de onderwerpen centraal die vooral in de afgelopen periode in de verschillende modules aan bod zijn gekomen: verpleegkundige handelingen als: blaaskatheteriseren, inbrengen maagsonde, stomazorg, inzet van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten. Daarnaast staan principes van gezondheidsbevordering en kwaliteit en veiligheid van zorg centraal.  

    In het praktijkwerkboek staan de leerdoelen voor de tweede praktijkperiode uitgewerkt per CanMED's-rol en beroepscompetentie. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ondersteunt de patiënt bij zijn algemeen dagelijkse levensverrichtingen (adl) door het uitvoeren van verpleegkundige vaardigheden bij het innemen van vocht en voeding en het lozen van de urine en feces met behulp van hulpmiddelen, het toedienen van medicatie via diverse toedieningswegen (mond, huid, neus, oor, oog, rectaal, luchtwegen, vaginaal, subcutaan en intramusculair), het toedienen van zuurstof en het verzorgen van een wond en past hierbij passende handhygiëne en infectiepreventie toe

    • legt een verband tussen de verpleegkundige handelingen en de mogelijke indicaties, contra-indicaties en complicaties door vóór, tijdens en na het uitvoeren van de handeling de patiënt te observeren en op geleide daarvan het handelen te vervolgen dan wel aan te passen

    • onderbouwt de keuze voor het inzetten van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten (MUST, SNAQ, DOS, pijnscore, pijnanamnese), stelt op basis van de uitkomsten actuele of potentiële verpleegproblemen op met een haalbare doelstelling, zet passende (bij voorkeur bewezen) interventies in en evalueert op basis van de uitkomsten van de zorg

    • laat zien patiëntgericht te werken door verantwoording af te leggen over de keuzes in het zorgverleningproces en in samenspraak met de patiënt:  

      • de actuele en potentiele patiëntproblemen vast te stellen en de te prioriteren

      • door doelen op te stellen die door de patiënt worden onderschreven

      • door in gezamenlijkheid interventies en acties te plannen en uit te voeren

      • door de zorgresultaten met de patiënt te evalueren waarbij de persoonlijke waarden, normen en grenzen van de patiënt worden gerespecteerd

    • legt een verband tussen een ziektebeeld, medische diagnoses, klachten, signalen, symptomen, eigen observaties, metingen en uitkomsten van zorg en de rol en uitvoering van verpleegkundige zorg door het maken van een algemeen verpleegplan waarin mogelijke patiëntproblemen behorende bij het ziektebeeld worden uitgewerkt in verpleegkundige diagnoses, doelen, interventies en acties en zorgresultaten volgens de systematiek van NANDA

    • legt een verband tussen de praktijkverlenende afdeling en hun ketenpartners (netwerken, stichtingen, organisaties in de eerste, tweede en derde lijn) door een specifieke patiëntengroep door de keten heen te volgen en per schakel van de keten te beschrijven wat de rollen, taken en bevoegdheden per schakel zijn

    • ondersteunt de patiënt door het geven van patiëntenvoorlichting (mondeling, schriftelijk, digitaal, via video) over een vorm van preventie (primair, secundair of tertiair) en spitst deze toe op de individuele patiënt om hiermee de eigen regie van de patiënt en het zelfmanagement te verhogen

    • draagt bij aan het behouden of verbeteren van de persoonlijke kwaliteit van zorg door gebruik te maken van wetenschappelijke en vakinhoudelijke literatuur, protocollen, richtlijnen, zorgpaden, zorgstandaarden, zorgprogramma's en standaardisatie (NANDA-NOC-NIC, Omaha, ICF)

    • organiseert en coördineert het verpleegkundig proces rondom twee patiënten door op basis van de opgestelde potentiële en actuele verpleegproblemen en doelstellingen de verpleegkundige zorg te plannen, uit te voeren en te evalueren tijdens een dienst (dag-, avond- of nachtdienst) en in samenspraak met de patiënt. Op basis van de uitkomsten van de zorg worden de doelstellingen en/of interventies en activiteiten aangepast. Indien noodzakelijk wordt een arts of iemand van een andere discipline – denk aan fysiotherapeut, diëtist, logopedist – ingeschakeld

    • stelt zich op als (aankomend) professional door te handelen volgens de geldende organisatievoorschriften (denk aan kledingvoorschriften) en de Beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden en stelt zich daarbij leerbaar op door te vragen naar specifieke feedback met respect voor de organisatiecultuur en stuurt het eigen leerproces door te reflecteren op het eigen handelen binnen het verpleegkundig proces, per handeling, dienst of dagdeel en gehele stageperiode met behulp van de STARR-methode. 

  • Evidence-based praktijkintegratie Anamnese en verpleegplan

    De praktijk- en integratieopdrachten (pio’s) binnen de LOI-opleidingen hebben de volgende doelstellingen:

    • De student stelt in de pio’s producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.
    • De student stelt in de pio’s producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct.
    • De pio’s vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten bij een pio sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de pio-lijn is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.
    • De student wordt bij het maken van de opdrachten in de pio’s ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding.
    • De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten.

    Voor de Evidence-based praktijk- en integratieopdracht ‘Anamnese en verpleegplan’ geldt als hoofddoel:

    De student kan informatie over de gezondheid en situatie van een patiënt analyseren, klasseren in de gezondheidspatronen van Gordon, de RAI, SAMPC-methode, OMAHA en/of het ICF-model, op basis hiervan in samenspraak met de patiënt en/of diens mantelzorger patiëntproblemen beschrijven, zorgresultaten benoemen, (evidence-based) interventies kiezen en de zorg uitvoeren en evalueren.

    In de module past de student de opgedane kennis toe in de praktijk, waarbij het analyseren van gegevens, het formuleren van problemen, het kiezen van resultaten en interventies in samenspraak met de patiënt centraal staan; de student reflecteert op de gemaakte keuzes, de uitvoering van de zorg en de evaluatie van het zorgverleningproces.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen de gezondheidssituatie en de persoonlijke gegevens van een patiënt door het analyseren, klasseren en verifiëren van verzamelde informatie uit diverse bronnen (patiënt, arts, verwijsbrief/overdracht, mantelzorg)
    • legt patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies vast in een verpleegplan, voert de interventies uit en evalueert het zorgverleningproces en de beoogde zorgresultaten
    • past principes van gezamenlijke besluitvorming op passende wijze toe door de patiënt en eventueel diens netwerk te betrekken in de keuzes die gemaakt worden in de zorg
    • past principes van zelfmanagement en autonomie toe bij het kiezen van zorgresultaten en interventies in samenspraak met de patiënt en eventueel diens netwerk
    • legt verantwoording af over de keuzes in het zorgverleningproces, de betrokkenheid van de patiënt en diens netwerk en legt uit hoe rekening is gehouden met de mogelijkheden van de patiënt en diens netwerk door op het proces en de gemaakte keuzes te reflecteren.
  • Fase 3
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de AGZ en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context. 
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren; 
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt; 
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren; 
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten; 
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein; 
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen; 
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg; 
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren; 
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen; 
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega’s te waarborgen; 
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen; 
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en –individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen. 
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico’s door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden. 
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen. 
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden. 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie. 
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt. 
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie. 
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence based interventies te formuleren. 
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten. 
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen. 
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie. 
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie. 
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht. 
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laag-complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden. 
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden. 
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie agz en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor secundaire of tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking.

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  
    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 
    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen (voor agz)
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence-based interventies te formuleren
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Kindermishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie agz en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie agz vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence-based interventies te formuleren
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoog-complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Kindermishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de MGZ en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega's te waarborgen
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke MGZ-modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en -individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico's door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laagcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden. 
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie MGZ en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma's voor secundaire of tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zo ver mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen
    • creëert een idee voor gemeenschapszorg; zorg die mensen zelf en samen in de buurt regelen en daarbij zo nodig worden ondersteund vanuit de verpleegkundige en andere netwerkpartners in deze gemeenschap zoals de gemeente
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Veilig Thuis) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie MGZ en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma's voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking.

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een hoogcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoogcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Veilig Thuis) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd. 
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de GG en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega's te waarborgen
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en -individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico's door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laagcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden.
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie GG en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen 
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor secundaire of tertiaire preventie 
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt 
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren 
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten 
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen 
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen 
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg 
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen 
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie 
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context 
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen 
    • creëert een idee voor gemeenschapszorg; zorg die mensen zelf en samen in de buurt regelen en daarbij zo nodig worden ondersteund vanuit de verpleegkundige en andere netwerkpartners in deze gemeenschap zoals de gemeente 
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt 
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • stelt een indicatie op en/of ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence based interventies 
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten 
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen 
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie 
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie 
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht 
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden 
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Ouderenmishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de gg en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar.

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en/of ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoogcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Ouderenmishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat u kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan mensen met een enkelvoudige psychiatrische problematiek of milde verstandelijke beperking, binnen de huidige wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders.

    Bij de psychiatrische problematiek gaat het om aandoeningen van tijdelijke aard. De zorgvrager heeft ziekte-inzicht en er is een sociaal netwerk aanwezig. U maakt in deze module kennis met de generalistische basis-ggz en aanverwante settings. Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt u zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt u verpleegkundige diagnoses vast, formuleert u zorgresultaten en kiest u interventies. Dit alles doet u zo veel mogelijk vanuit een herstelondersteunend perspectief en in samenspraak met de zorgvrager en in samenwerking met het sociaal netwerk en andere professionals.

    U past voor een individuele zorgvrager methodieken toe die gericht zijn op preventie, leefstijlverandering en het inpassen van gevolgen van een psychiatrische aandoening of verstandelijke beperking in het dagelijks leven en houdt hierbij rekening met diversiteit. U leert gebruik te maken van de presentiebenadering, cognitieve gedragstherapie en herstelondersteunend werken.

  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan mensen met ernstige psychiatrische problematiek met of zonder een matige verstandelijke beperking, dit binnen de huidige wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders.  

    Bij de psychiatrische problematiek zijn het aandoeningen die mogelijk chronisch van aard zijn of worden. De zorgvrager wordt beperkt in zijn dagelijkse functioneren en er zijn problemen met coping. Hierdoor kan ook het zelfstandig wonen worden bedreigd. De kans is groot dat de zorgvrager langdurig medicatie moet gebruiken en er is veelal afname van sociale contacten. De professional maakt kennis met de specialistische ggz en aanverwante settings. Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt de professional zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt hij verpleegkundige diagnoses vast, formuleert zorgresultaten en kiest interventies. Dit alles zoveel mogelijk vanuit een herstelondersteunend perspectief, in samenspraak met de zorgvrager en in samenwerking met het sociaal netwerk en andere professionals.  

    De professional past voor een individuele zorgvrager methodieken toe die gericht zijn op preventie, leefstijlverandering en het inpassen van gevolgen van een psychiatrische aandoening met of zonder een verstandelijke beperking in het dagelijks leven en houdt hierbij rekening met diversiteit. De professional leert gebruik te maken van kwartiermaker en van rehabilitatie en herstel en de professional verdiept zich in crisisinterventie, vroegsignalering en outreachend werken.

  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan kinderen, jongeren en volwassenen met zeer ernstige psychiatrische problematiek of mensen met een verstandelijke beperking met ernstige gedragsproblemen, waarbij lichamelijke, psychische en sociale problemen gelijktijdig optreden.  

    De psychiatrische problematiek kenmerkt zich vooral door een wankel of verstoord evenwicht, met ontwrichting tot gevolg. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een ernstige eetstoornis of grensoverschrijdend of delict gedrag vanuit een posttraumatische stressstoornis of dubbele diagnose. Dit kan ook samenhangen met een lichte verstandelijke beperking, de zogenoemde SGLVB-doelgroep (sterk gedragsgestoord, licht verstandelijk beperkt).  

    De focus van de zorg is het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van (levensgevaarlijke) risico’s voor leven en gezondheid van de zorgvrager en zijn omgeving, waarbij de professional naast kennis van ziektebeelden en vaardigheden op het gebied van risicotaxatie en resocialisatie eveneens kennis van wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders nodig heeft.  

    De professional leert om te gaan met zorgvragers in verschillende leeftijdsgroepen die kwetsbaar zijn, weerstand vertonen tegen behandeling en die mede door een gebrek aan ziektebesef of inzicht ernstige beperkingen ondervinden in het dagelijks leven. De draagkracht van het sociaal netwerk is bij deze doelgroep veelal ernstig afgenomen en het zelfstandig wonen is vaak gedurende langere tijd niet mogelijk. De zorgverlening is hoog specialistisch van aard en dwangzorg kan, zij het zeer terughoudend, aan de orde zijn. De professional leert intensief samen te werken met meerdere hulpverleners en instanties die als ketenpartners betrokken zijn.  

    Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt de professional zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt deze verpleegkundige diagnoses vast, formuleert zorgresultaten en kiest interventies. Dit vanuit een integratie van herstelondersteunende zorg en het medisch model binnen een supportief therapeutisch milieu en zo veel mogelijk in samenspraak met de zorgvrager, het sociaal netwerk en andere professionals.

  • Methoden voor praktijkonderzoek in de gezondheidszorg

    In de module ‘Methoden voor praktijkgericht onderzoek in de gezondheidszorg’ krijgt de student inzicht in welke (onderzoeks)methoden geschikt zijn voor het veranderen van een praktijksituatie, hoe deze methoden toe te passen zijn, belangen die spelen bij veranderingstrajecten, hoe veranderingstrajecten geëvalueerd kunnen worden. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • beschouwt de verschillende vormen van onderzoek (wetenschappelijk onderzoek, praktijkgericht onderzoek) door te benoemen wanneer welke vorm van onderzoek geschikt is gekoppeld aan het doel van onderzoek (theorievormend, theorietoetsend, verandering); 
    • overweegt innovatieve oplossingen voor een gegeven praktijkprobleem door dit probleem systematisch te analyseren vanuit verschillende belanghebbenden (patiënten, verpleegkundigen, andere disciplines, managers) en professionele inzichten; 
    • onderbouwt de keuze voor een specifieke methode van praktijkgericht onderzoek door een relatie te leggen tussen de methode en de onderzoeksvraag, het leerproces van betrokkenen en de haalbaarheid; 
    • weegt de barrières en bevorderende factoren die een rol kunnen spelen bij praktijkgericht onderzoek door strategieën om draagvlak te vergroten daarop af te stemmen; 
    • evalueert bestaande bronnen door te beoordelen of deze voldoen aan de eisen van opbouw en inhoud van een verslag of artikel over een praktijkgericht onderzoek. 
  • Evidence-based praktijkintegratie Onderbouwen van verpleegkundig handelen

    De praktijkintegratieopdrachten binnen de LOI-opleidingen hebben de volgende doelstellingen:

    • De student stelt producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.
    • De student stelt producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct.
    • De opdrachten vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de praktijkintegratie is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.
    • De student wordt bij het maken van de opdrachten ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding.
    • De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten.

    Voor de Evidence-based praktijkintegratie Onderbouwen van verpleegkundig handelen:

    De student voert een literatuurstudie uit naar een zelfgekozen onderwerp rondom:

    1. een patiëntprobleem in combinatie met evidence-based interventies of
    2. rondom gezondheid en gedrag bij een populatie in combinatie met evidence-based interventies of
    3. over de wetenschappelijke onderbouwing van organisatie van zorg rondom een specifieke patiëntencategorie.

    De literatuurstudie moet betrekking hebben op de gekozen minor (AGZ, MGZ of GG).
    In de module past de student de in het voorgaande opleidingsjaar opgedane kennis toe bij het formuleren van een (literatuur)onderzoeksgebied, omschrijven probleem/vraagstelling, bepalen van een zoekstrategie, beoordelen, ordenen en beschrijven van literatuur en uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling. De student reflecteert op de gemaakte keuzes, schrijfvaardigheden en op de waarde van de literatuurstudie voor zijn of haar persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige beroepsbeoefenaar.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen verschillende deelvragen ontwikkeld via een analytische vraagboom op basis van de vraagstelling en de zoekstrategie door dit te beschrijven in het plan van aanpak
    • plant de literatuurstudie door de gehele werkwijze inclusief tijdpad in het plan van aanpak te beschrijven
    • onderscheidt in de literatuurstudie hoofd- en bijzaken en maakt dit zichtbaar door een evenwichtige opbouw van het verslag en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling
    • beschouwt de inzichten opgedaan met het bestuderen van (wetenschappelijke) kennisbronnen en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling op wat dit bij kan dragen aan de zorg voor een individuele patiënt en het verpleegkundig vakgebied
    • analyseert en synthetiseert de op basis van een vraagstelling en zoekstrategie gevonden literatuur tot een verslag dat voldoet aan de eisen van wetenschappelijk schrijven
    • evalueert het toepassen van de zes stappen (inventariseer uitgangspunten, kies zoekmethode, raadpleeg bibliothecair systeem, gebruik zoekinstrumenten internet, evalueer gevonden informatie, teken betrouwbare informatie zorgvuldig op) van literatuuronderzoek door in het reflectieverslag het proces te beschrijven en hierop te reflecteren
    • legt een verband tussen een uitwerkingsstructuur (informatiegericht of argumentatiegericht) voor de vraagstelling en de opbouw van de literatuurstudie (beschrijving of betoog) door dit te beschrijven in het reflectieverslag en hierop te reflecteren
    • onderbouwt zijn keuzes voor de gebruikte kennisbronnen, de manier waarop de kennis is geordend en de wijze waarop dit is verwerkt door hierop te reflecteren in het reflectieverslag
    • beschouwt de inzichten verkregen met het bestuderen en ordenen van de literatuur en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling door te beschrijven wat deze inzichten betekenen voor de persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige beroepsbeoefenaar
    • overweegt de instructie over en feedback op vraagstelling, plan van aanpak en verslag door in het reflectieverslag aan te geven hoe is omgegaan met de instructie en feedback.

    Deze module bevat twee verplichte opdrachten. Er hoeft echter maar één van de twee opdrachten gemaakt te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in en na goedkeuring zend je deze nogmaals in als praktijkopdracht Definitief.
    • Je doorloopt alle stappen van de praktijkopdracht, dus van het plan van aanpak tot en met de definitieve versie.
  • Fase 4
  • Verpleegkundige vaardigheden III

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, uit te voeren handeling onderbouwen en de privacy van de zorgvrager in acht houden.  

    In de module Verpleegkundige Vaardigheden III, worden de volgende vaardigheden behandeld: 

    • EHBO en reanimatie. 
    • Tracheotomie en tracheostoma. 
    • Uitzuigen van mond en keelholte. 
    • Epiduraal katheter. 
    • Intraveneuze medicatie. 
    • Perifeer infuus en venapunctie. 
    • Centrale lijn en veneus poortsysteem. 
    • Bloedtransfusie. 
    • Wondzorg. 
    • Instructie en verpleegkundige overdracht. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen en (steriele) handschoenen te dragen indien nodig
    • legt in eigen woorden en toont de basisprincipes en vaardigheden van EHBO uit, zoals reanimatie, stabiele zijligging, aanbrengen stomp- of drukverband, immobilisatie van de arm, bij verstikking en een arteriële wat de mogelijke indicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • monitort het welbevinden van de zorgvrager, voor, tijdens en na het uitvoeren van de verpleegkundige handeling en houdt rekening met de privacy
    • organiseert het eigen verpleeg(technisch) handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen 
    • instrueert een zorgvrager, collega-verpleegkundige of mantelzorger in het uitvoeren van een verpleegkundige handeling door een mondelinge instructie en door het maken van een schriftelijke overdracht 
    • handelt volgens de Wet BIG in het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden vaardigheden 
    • toont aan door het maken van 10 foutloze berekeningen het verpleegkundig rekenen te beheersen en daardoor veilig medicatie via perifere en centrale infusen te kunnen verstrekken 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van het verzorgen van een zorgvrager met een tracheotomie of tracheostoma en het uitzuigen van de mond en keelholte 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van het verzorgen van een epiduraal katheter, centrale lijn en veneus poortsysteem, het toedienen van intraveneuze medicatie en bloedtransfusie en het inbrengen en uitvoeren van een perifeer infuus en venapunctie 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn van negatieve druktherapie en een redon- of hoogvacuümdrain of het verwijderen ervan.
  • Praktijk III

    De praktijkperiode in het laatste jaar staat in het teken van de differentiatie (AGZ, MGZ, GGZ of GG). 
    De praktijk heeft in totaal een studiebelasting van 840 uur (30 EC) waarvan 720 uur (90 stagedagen) binnen de stage-instelling en 120 uur voor oefenopgaven, feedbackopdrachten, voorbereiding op de stage en de lesdagen.

  • ICT voor zorg en zelfredzaamheid

    De student verwerft kennis over het toepassen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de zorg en de rol van ICT bij het bevorderen van zelfmanagement. Daarbij staat centraal: rapportage en verpleegkundige overdracht in het elektronisch patiëntendossier, het gevaar en de valkuilen van ICT, de voor- en nadelen van het gebruik van media, het afstemmen van de media op de persoon, communicatie via verschillende media, hulpmiddelen bij communicatie, nieuwe ontwikkelingen binnen de ICT, domotica, e-health en robotica. 

  • Ondernemerschap en leiderschap

    De student verwerft kennis en vaardigheden ten aanzien van ondernemerschap en leiderschap in de zorg. 
    De student vormt zich een beeld van de verschillende organisatie-eenheden waarin verpleegkundigen werkzaam kunnen zijn en ontwikkelt een eigen visie op de organisatie van zorg. De student verdiept zich in verschillende leiderschapsstijlen en bestudeert literatuur over professioneel en persoonlijk leiderschap en over het coachen van derden in de uitvoering van de zorg. De student ontwikkelt een eigen visie op de nieuwe rol van regieverpleegkundige zoals die is omschreven in Bachelor of Nursing 2020. Ook kan de student beschrijven hoe deze rol vormgegeven wordt in een extramurale setting of op een verpleeg- of verzorgafdeling, of op een afdeling in een algemeen ziekenhuis waar de hbo-verpleegkundige doorgaans minder zelfstandig functioneert. De student leert hoe zij zich kan profileren als hbo-verpleegkundige en stelt zich de vraag waar zij voor staat als hbo-verpleegkundige, zowel in een organisatie-eenheid als in organisaties die er zijn voor de verpleegkundige beroepsgroep. Inzicht in de bekostiging van de zorg en handelen naar financieel-economische belangen voor zowel de organisatie als voor de patiënt, komt ook aan de orde.  

    Wat doe je met knelpunten die je signaleert en analyseert en hoe beïnvloed je het beleid in de zorg? Met behulp van kennis over verandermanagement en projectmanagement en op basis van reflectie op eigen en andermans handelen gaat de student hier handen en voeten aan geven en leert innovatief te zijn. De student verdiept zich in de begrippen excellente zorg en magneetziekenhuizen en waar nodig moet de student daarvoor over de grenzen van de eigen afdeling of eenheid heen kunnen kijken en in een aantal gevallen ook kijken naar de organisatie van zorg in het buitenland. 

    Tot slot wordt besproken wat de mogelijkheden zijn van het verpleegkundig beroep en op welke manier een leven lang leren vorm gegeven kan worden. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • formuleert een visie op het vak verpleegkunde binnen verschillende settingen in de zorg door een verband te leggen tussen organisatiestructuren, functiedifferentiatie en de kwaliteit van zorg
    • analyseert knelpunten in de zorg door te reflecteren op eigen en andermans functioneren in relatie tot kwaliteit van zorg en verwerkt dit in een plan van aanpak om de zorg kwalitatief te verbeteren op basis van principes rondom verandermanagement en projectmanagement
    • toont persoonlijk leiderschap en persoonlijke profilering door te beschrijven hoe de rol van hbo-verpleegkundige in de toekomst zal worden vervuld en hoe bijgedragen wordt aan de verdere ontwikkeling van het verpleegkundig beroep en spiegelt zich hierbij aan hbo-verpleegkundigen die innovatieve activiteiten vervullen in een organisatie in Nederland of in het buitenland
    • zet de ontwikkelingen binnen het verpleegkundig beroep waaronder de regieverpleegkundige en basisverpleegkundige in perspectief van de geschiedenis en in relatie tot het leveren van kwalitatief hoogwaardige zorg binnen beperkte financieel-economische kaders 
    • legt een verband tussen het belang van een leven lang leren en het leveren van kwalitatief goede zorg door te beschrijven hoe persoonlijke profilering, zelfstandig werken en leiderschap van invloed zijn op het functioneren als verpleegkundige en op de wijze waarop de zorg op een afdeling is georganiseerd.
  • Evidence-based Afstudeeropdracht Zorginnovatie

    De praktijk- en integratieopdrachten hebben de volgende doelstellingen: 

    1. De student stelt in de pio’s producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.  
    2. De student stelt in de pio’s producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct. 
    3. De pio’s vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten bij een pio sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de pio-lijn is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.  
    4. De student wordt bij het maken van de opdrachten in de pio’s ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding. 
    5. De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten. 

    Voor de laatste, afrondende evidence based praktijk- en integratieopdracht Zorginnovatie geldt als hoofddoel: 
    De student analyseert een praktijkprobleem en op basis hiervan initieert de student een zorginnovatie gerelateerd aan het verpleegkundig beroepsdomein. De implementatie van de zorginnovatie wordt geëvalueerd bij betrokken actoren (verpleegkundigen, patiënten, andere disciplines, management).  
    De student reflecteert op de gemaakte keuzes, de uitvoering en resultaten van het implementatieproces. De studie wordt afgerond met een evaluatieverslag, een beroepsproduct (werkwijze, protocol, zorgpad, procedurebeschrijving) en een mondelinge verdediging van de implementatieresultaten en competentieontwikkeling van de student. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • initieert een zorginnovatie op basis van een analyse van de feitelijke zorg en vergelijking met de gewenste, optimale zorg door het opstellen en uitvoeren van een advies voor het implementeren van een nieuwe werkwijze en op basis hiervan een implementatieplan; 
    • demonstreert het vermogen om nieuwe ideeën of oplossingen te onderbouwen met bestaande kennis en informatie door deze kennis en informatie op waarde te schatten en te verbinden met het specifieke praktijkprobleem; 
    • creëert een innovatieve oplossing gebaseerd op professionele inzichten, het perspectief van de patiënt en organisatorische randvoorwaarden door de innovatieve oplossing te toetsen bij verpleegkundigen, andere disciplines, patiënten- en organisatievertegenwoordigers; 
    • brengt barrières en diverse belangen van verschillende actoren in kaart en laat bij de implementatie zien rekening te houden met deze barrières en belangen door gerichte strategieën en acties op te nemen in het implementatieplan en de keuze hiervoor te kunnen onderbouwen; 
    • informeert belanghebbenden (collega’s, andere disciplines, patiënten) over de implementatie door het opstellen en uitvoeren van een communicatieplan; 
    • beoordeelt de uiteindelijke verandering op waarde door de implementatie te evalueren op resultaten en proces en dit te vergelijken met de gewenste verandering; 
    • onderbouwt de conclusies van het innovatietraject door de resultaten te bediscussiëren vanuit bestaande kennis en literatuur en de gevolgde werkwijze kritisch te beschouwen; 
    • legt het gehele proces en de resultaten van de innovatie vast in een verslag dat voldoet aan de eisen van de opleiding en verdedigt dit tijdens de mondelinge afstudeerzitting; 
    • adviseert over en ondersteunt verdere borging van de vernieuwing op de afdeling, in het team of in de instelling door de innovatie vast te leggen in een concreet product (bijvoorbeeld: werkwijze, protocol, zorgpad, procedurebeschrijving) en beschrijving van hoe met dit product dient te worden omgegaan; 
    • beoordeelt het eigen leerproces door te reflecteren op het competentieprofiel in het portfolio.

Inclusief vakliteratuur

Alle benodigde vakliteratuur is inbegrepen bij het collegegeld. Je hoeft zelf geen boeken meer aan te schaffen.

Het lesmateriaal bestaat uit gerenommeerde vakliteratuur van met name uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum, aangeboden via de BSL Academy HBO Verpleegkunde, gecombineerd met digitale studieactiviteiten. Deze bevatten aanvullende leerstof, oefenopgaven, proefexamens en inzendopgaven. Daarnaast maak je gebruik van Skills online van BSL en de zorgprotocollen van Vilans om alle vaardigheden online voor te bereiden voor de lesdagen en de praktijk.

Voor Evidence based practice is toegang tot wetenschappelijke artikelen van groot belang. Daarom krijg je naast alle benodigde vakliteratuur ook een licentie van ‘Cinahl with Full Text (EBSCO)'; de meest uitgebreide tijdschriftenbron voor verpleegkundigen en paramedici wereldwijd. Met deze licentie heb je toegang tot meer dan 600 vakbladen in volledige jaargangen vanaf 1981.

Inclusief contactdagen

Verder op deze pagina staat vermeld in welke plaatsen de klassikale bijeenkomsten plaatsvinden. Houd er rekening mee dat bij de module Verpleegtechnische handelingen de bijeenkomsten wellicht op een andere locatie plaatsvinden. Dit in verband met de benodigde voorzieningen om vakspecifieke technische handelingen te kunnen oefenen.

Vrijstellingen mogelijk op basis van diploma's of werkervaring

Heb je al diploma’s op zak, bijvoorbeeld doordat je een kort HBO-programma van LOI Hogeschool hebt gevolgd? Of heb je al de nodige werkervaring in het vakgebied en kun je dit aantonen via een EVC-procedure? Dan is het in veel gevallen mogelijk om vrijstellingen aan te vragen en zo modules over te slaan. Je leest er alles over onder ‘Studieduur en kosten’.

Stage en werkplek

De beroepspraktijk speelt een belangrijke rol in deze opleiding. Zo ontstaat een zeer effectieve manier van leren én bereid je je optimaal voor op je toekomstige functie.

Daarnaast omvat de opleiding een praktijkleerperiode (stage). Tijdens deze periode werk je aan de ontwikkeling of versterking van je competenties. Dit doe je in een voor de opleiding relevante werkomgeving. Vaak kan dit je eigen werkplek zijn, of een andere afdeling binnen de organisatie waar je werkzaam bent.

Om praktijkervaring op te doen, moet je op dat moment dus beschikken over een geschikte werkplek.

Wat is een geschikte werkplek?

Werk je al in een voor de opleiding relevante werkomgeving? Of biedt je werkgever je de mogelijkheid om op een geschikte afdeling praktijkervaring op te doen? Dan kun je de praktijkperiode hier volbrengen.

Heb je geen relevante werkplek? Dan zul je voor het doorlopen van de praktijkperiode op zoek moeten naar een aparte werkplek.

Of je werksituatie de noodzakelijke praktijkervaring voor de door jou gekozen studie kan leveren, wordt beoordeeld door docenten van LOI Hogeschool.

Bekijk de modules van de opleiding

  • Module EC's
  • Fase 1
  • Inleiding verpleegkunde

    In deze eerste module verwerft de student kennis en inzicht over wat gezondheid is, het Nederlandse gezondheidszorgsysteem in relatie tot andere gezondheidszorgsystemen en het verpleegkundig beroep vroeger en nu. In de module wordt aandacht besteed aan het Nederlandse gezondheidszorgbeleid, het beroepsprofiel van de verpleegkundige met de canMEDS-rollen, de beroepscode, de structuur van de gezondheidszorg, het klinisch redeneren binnen het verpleegkundig proces, classificaties in de gezondheidszorg/verpleegkunde en de betekenis van de diversiteit in de Nederlandse maatschappij voor de zorg. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • beschrijft de huidige rol van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg vanuit de historische ontwikkeling van het verpleegkundig beroep, de wettelijke kaders en het beroepsprofiel voor verpleegkundigen;
    • legt een relatie tussen het Nederlandse gezondheidszorgsysteem en andere, internationale gezondheidszorgsystemen door het Nederlandse gezondheidszorgbeleid van de afgelopen 30 jaar te beschrijven;
    • legt een relatie tussen de persoonlijke verwachtingen en de eigen waarden en normen enerzijds en de waarden en normen van de beroepsgroep en moreel-ethische aspecten van de verpleegkundige beroepsuitoefening anderzijds bij het motiveren van de keuze voor het verpleegkundig beroep;
    • formuleert hoe de diversiteit in de maatschappij en binnen de verpleegkunde van invloed zijn op de verpleegkundige beroepsuitoefening;
    • kan de verschillende classificaties in de gezondheidszorg/verpleegkunde beschrijven in relatie tot het verpleegkundig proces en dit toepassen bij het formuleren van specifieke patiëntproblemen vanuit een casus.
  • Algemene medische kennis - Anatomie en fysiologie

    De student verwerft kennis over anatomie en fysiologie van het menselijk lichaam. Deze kennis dient als basis om te analyseren wat de patiëntproblemen zijn, klinisch te redeneren en passende (evidence based) interventies in te zetten. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt in eigen woorden de opbouw (anatomie) en werking (fysiologie) uit van de kleinste levende eenheid van het lichaam (de cel) tot en met de specialisatie van cellen in vier typen weefsels: spierweefsel, dekweefsel, steunweefsel en zenuwweefsel
    • legt in eigen woorden de anatomie en fysiologie uit van de volgende orgaanstelsels: huid, hart- en bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel, urinewegstelsel, zenuwstelsel, hormoonstelsel, zintuigen, voedingsstelsel, bewegingsstelsel en voortplantingsstelsel
    • legt in eigen woorden uit op welke wijze in het lichaam het zenuwstelsel, zintuigen en hormoonstelsel een bijdrage leveren bij het verkrijgen en behouden van homeostase door de relatie te leggen tussen het zenuwstelsel, zintuigen en hormoonstelsel enerzijds en de huid en het uitscheidings-, ademhalings- en spijsverteringsstelsel anderzijds;
    • legt in eigen woorden uit hoe het menselijk lichaam zich beschermt tegen of herstelt na het binnendringen van schadelijke micro-organismen om het inzetten van interventies bij een patiënt met een risico op infectie te kunnen beargumenteren
    • legt een relatie tussen overervingspatronen en recessief erfelijke aandoeningen door te onderbouwen wat de reden kan zijn dat in kleine beschermde gemeenschappen significant meer recessief erfelijke aandoeningen zich voordoen.
  • Effectief communiceren

    Het hoofddoel van de module is dat studenten zich zowel mondeling als schriftelijk correct en effectief kunnen uitdrukken en in staat zijn een tekst te begrijpen, te produceren of samen te vatten binnen een interculturele context.

  • Algemene medische kennis - Pathologie en farmacologie

    De student leert in deze module over pathologische en pathofysiologische verschijnselen, hoofdgroepen van geneesmiddelen en de werking, het effect en de interactie van/tussen geneesmiddelen. Met deze kennis kan de student het proces van klinisch redeneren, eigen observaties en interpretaties koppelen aan de medische kennis over ziekteprocessen en geneesmiddelenkennis om zodoende te beredeneren welke volgende stappen genomen moeten worden voor het verpleegkundig handelen. Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt in eigen woorden het verschil uit tussen endogene (vanuit het individu zelf en meestal genetisch zoals hemofilie) en exogene factoren (oorzaken van buitenaf: fysisch, chemisch, biologisch en oorzaken gelegen in voeding) bij het ontstaan van ziekten
    • kan vanuit het proces van klinisch redeneren eigen observaties en interpretaties koppelen aan de medische kennis over ziekteprocessen om zodoende te beredeneren welke volgende stappen genomen moeten worden voor het verpleegkundig handelen
    • kan in eigen woorden uitleggen hoe een verstoring in de fysiologie (pathofysiologie) van een orgaan of systeem tot stand komt: van het hart, de bloedcirculatie, de longen, de nieren, het endocriene systeem en het immuunsysteem
    • kan patiënten observeren na het geven van medicijnen, verschijnselen van medicijngebruik interpreteren en voorlichting over het gebruik geven op basis van kennis van de fysiologie en van algemene farmacologische principes, farmacokinetiek, farmacodynamiek en bijwerkingen, en interacties van medicijnen
    • kan van alle groepen geneesmiddelen (analgetica en anesthetica, middelen bij aandoeningen zenuwstelsel, hart, bloed, bloeddruk, longen/luchtwegen, spijsverteringstelsel, nieren/urinewegen, zintuigen en stofwisseling/hormonen, bij infecties en cytostatica en bij specifieke doelgroepen) in eigen woorden beschrijven: de fysiologische processen die een rol spelen bij aangrijpingspunt van de medicatie, (contra-)indicaties, (bij)werkingen, interacties en toepassing van de geneesmiddelen.
  • Inleiding onderzoek doen

    Het hoofddoel van de module 'Inleiding onderzoek doen' is het aanleren van de basale vaardigheden die van toepassing zijn bij alle vormen van onderzoek in het hbo-werkveld. Deze vaardigheden zijn gerelateerd aan het verkrijgen/vergroten van onderzoekend vermogen, bestaand uit: een onderzoekende houding, het toepassen van kennis uit het onderzoek van anderen en het zelf onderzoek doen (en dit kritisch beschouwen middels evaluatie en reflectie). De student ontwikkelt een fundament waarop de diverse opleidingspecifieke onderzoeksleerlijnen verder kunnen worden voortgebouwd.

    Deze module bevat een aantal examens. Niet alle examens hoeven gedaan te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in.
    • Je doorloopt alle stappen van de module met bijbehorende examens.
  • Zorg voor mensen met acute lichamelijke problemen

    De student verwerft kennis over acute lichamelijke problemen om deze problemen te kunnen voorkomen, adequaat te handelen wanneer deze problemen optreden en bijbehorende patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence based interventies vast te stellen van. 
    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • licht toe op welke wijze gehandeld moet worden bij eerste hulp bij ongelukken (in de privé situatie).   

    • licht toe hoe hij in een casus, aan de hand van verpleegkundige interventies, in laagcomplexe (potentieel) acute situaties handelt, met gebruikmaking van de verschillende methodieken van klinisch redeneren.  

    • voert gesprekken met patiënten en diens naasten in laagcomplexe situaties met gebruikmaking van gesprekstechnieken.  

  • Verpleegkundige vaardigheden I

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, het onderbouwen van de uit te voeren handeling en aandacht voor de privacy en het welbevinden van de zorgvrager. In deze module worden de volgende onderwerpen behandeld:

    • Persoonlijke verzorging.
    • Bed verschonen.
    • Mobiliseren en verplaatsen.
    • Uitscheiding.
    • Hygiëne en infectiepreventie.
    • Vitale functies en bloedsuiker.
    • Kweken en monsters.
    • Compressief zwachtelen en therapeutische elastische kousen.
    • Eten en drinken.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen, (steriele) handschoenen en beschermende kleding met spatbril en muts te dragen indien nodig en in eigen woorden uit te leggen met welke reden deze voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden
    • legt uit in eigen woorden bij verpleegkundige vaardigheden (aangegeven in leerdoelen 1-15, 17-19, 22, 29-32, 34-36) wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • stimuleert het eigen kunnen van de zorgvrager in de zelfzorg en gaat hierbij uit van wat de patiënt zelf kan en eventueel tijdelijk in moet worden ondersteund en maakt hierbij indien nodig gebruik van hulpmiddelen
    • organiseert het eigen verpleegkundig handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen
    • rapporteert in correct Nederlands, zonder stijl-, taal- en spelfouten en brengt een logische opbouw aan in een verslag (kop - romp - staart).
  • Zorg voor mensen met chronische lichamelijke problemen

    De student verwerft kennis over chronische ziekten en de gevolgen van deze ziekten op het dagelijks leven van patiënten, het belang van persoonsgerichte zorg, de problemen, krachten en mogelijkheden van mensen met een chronische ziekte en diens naasten voor het kunnen vaststellen van patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence based interventies in de context van wat voor de patiënt belangrijk is. In de module wordt gekeken naar de volgende chronische ziekten: diabetes mellitus, reumatische aandoeningen, neurologische aandoeningen, longproblemen, hart- en vaatziekten, hiv/aids, chronische nierinsufficiëntie, huidproblemen, inflammatoire darmziekten.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen chronische ziekten, sociologische en psychologische factoren door gevolgen voor het dagelijks leven van de persoon (volwassene en kind) en diens naasten te beschrijven in termen van patiëntproblemen op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal vlak
    • legt een verband tussen sociale ongelijkheid, chronische ziekten en de gevolgen daarvan door te reflecteren op deze relatie bij het uitwerken van een casus
    • legt een verband tussen de diverse chronische ziekten, verschillende (psychosociale) interventies en het wetenschappelijk bewijs voor deze interventies door te reflecteren op de keuze van interventies bij het uitwerken van een casus
    • onderkent het belang van ervaringsdeskundigheid en sociaal netwerk bij de zorg aan mensen met een chronische ziekte door bij het uitwerken van een casus aan te geven hoe ervaringen, krachten en mogelijkheden van de persoon en diens netwerk ingezet zijn bij het vormgeven van de zorg en ondersteuning
    • vergelijkt verschillende zorgmodellen (chronic care model, guided care model, Kaiser Permanente concept) en begrippen (disease management, geïntegreerde zorg, case-management, ketenzorg) door te beschrijven wat hun waarde is voor het versterken van empowerment, zelfmanagement en autonomie van mensen met een chronische ziekte.

     

  • Psychopathologie en gedrag

    ​Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis verwerft over een aantal veelvoorkomende psychische stoornissen en verstandelijke beperkingen en daaraan gerelateerde onderwerpen als: ontwikkeling, levensfasen, stress, coping en ziekte-inzicht. Met behulp van deze kennis is de professional in staat om gezond gedrag af te zetten tegen verstoord gedrag en kan daaruit voortvloeiende patiëntproblemen formuleren voor mensen met een psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking.

  • Zorg voor mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking

    De student verwerft kennis over de belangrijke aspecten in de zorg voor mensen met psychiatrische aandoeningen of verstandelijke beperkingen. Leidend hierbij is hoe de verpleegkundige zo optimaal mogelijk kan aansluiten bij de wensen en behoeften van deze patiëntencategorieën, maar ook in staat is gezondheidsrisico's te taxeren en te monitoren. De verpleegkundige diagnostiek en besluitvorming wordt in het licht van de eigen kracht, autonomie en rehabilitatie van de patiënt geplaatst. Herstelondersteunend en systemisch werken zijn belangrijke concepten, evenals de wettelijke kaders waarbinnen verpleegkundigen hun beroepsuitoefening vormgeven.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • kan een beargumenteerde keuze maken voor de best passende standaarden en richtlijnen in een specifieke, individuele situatie op basis van kennis over de gevolgen van veelvoorkomende psychiatrische stoornissen of verstandelijke beperkingen en daarbij rekening houden met de wensen en behoeften van de zorgvrager en diens naasten
    • taxeert risico's met betrekking tot veelvoorkomende gezondheidsrisico's bij mensen met een psychiatrische aandoening of verstandelijke beperking en beschrijft relevante verpleegkundige interventies ten aanzien van voorkoming of vermindering van deze risico's
    • verwoordt uitgangspunten en kenmerken van huidige en toekomstige wetgeving ten aanzien van gedwongen opname en dwang in de zorg en kan binnen deze wettelijke kaders de verpleegkundige verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg, aansluitend bij de wensen en behoeften van de patiënt, beargumenteren
    • legt een relatie tussen het ondersteunen van patiënten met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking en de wensen, krachten en mogelijkheden van de patiënt en diens sociale netwerk, vanuit een visie op herstelondersteuning, empowerment, rehabilitatie en maatschappelijke integratie
    • benoemt de uitgangspunten van de systeemtheoretische benadering en vertaalt deze in de zorgverlening aan mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke beperking in een laagcomplexe zorgsituatie.
  • Algemene beroepsoriëntatie

    Het hoofddoel van de module is dat je leert je enerzijds persoonlijk te profileren in de beroepsomgeving van de studie waarin je werkt of gaat werken door het werkveld te analyseren en de benodigde competenties en beroepscodes te relateren aan je eigen sterktes en zwaktes. Anderzijds leer je in groepsverband projectmatig samen te werken aan het in kaart brengen van bedrijfskundige en ethische aspecten van een arbeidsorganisatie. Dit alles met als doel dat je de beoogde werkomgeving en het hbo-niveau daarbinnen leert kennen in relatie tot jezelf.

    In deze module staan twee eindopdrachten: het beroepsproduct (IBP) en het projectverslag. Je maakt een van deze twee eindopdrachten om de module af te ronden. 

    Deze module bevat twee verplichte opdrachten. Er hoeft echter maar één van de twee opdrachten gemaakt te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in en na goedkeuring zend je deze nogmaals in als praktijkopdracht Definitief.
    • Je doorloopt alle stappen van de praktijkopdracht, dus van het plan van aanpak tot en met de definitieve versie.
  • Evidence-based praktijkintegratie Oriëntatie praktijk I

    De student koppelt kennis en attitude aan de uitvoering van de verpleegkundige vaardigheden om het vak van verpleegkundige binnen een gecontroleerde omgeving door begeleiding aan te leren. De student stelt zich hierbij leergierig, nieuwsgierig maar vooral ook kritisch op. De student streeft ernaar om het eigen handelen te baseren op evidence-based practice en middels reflectie kritisch te zijn op het eigen handelen en de behaalde resultaten om indien nodig het handelen aan te passen.  

    Tijdens de eerste stageperiode staan de basiszorg (persoonlijke verzorging, ondersteunen mobiliteit, uitscheiding, eten en drinken, monitoren vitale functies), de basiskennis van de anatomie, fysiologie en pathologie en de communicatie met de patiënt en andere verpleegkundigen centraal. 

    In het stagewerkboek staan de leerdoelen voor de stageperiode uitgewerkt per CanMEDS-rol en beroepscompetentie. De setting kan per student voor deze stageperiode verschillen, waardoor het niet mogelijk is om alle leerdoelen bij iedere stage te behalen.  

     Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • voert verpleegkundige vaardigheden uit om de patiënt te ondersteunen bij zijn persoonlijke verzorging, het mobiliseren en verplaatsen, de uitscheiding, eten en drinken waarbij het versterken van zelfredzaamheid en eigen regie van de patiënt worden bevorderd en passende handhygiëne en infectiepreventie worden toegepast
    • legt een verband tussen de gegevens verkregen via het meten van vitale functies, bloedsuiker en het afnemen van kweken en monsters en de ziekte/aandoening/beperkingen van de patiënt
    • legt een verband tussen de verpleegkundige handelingen en de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten voor, tijdens en na het uitvoeren van de handeling door gebruik te maken van in de instelling geldende richtlijnen en protocollen
    • stelt actuele en potentiële verpleegproblemen vast op basis van het verzamelen en ordenen van gegevens volgens een specifieke systematiek (gezondheidspatronen Gordon, RAI, SAMPC, Omaha) verkregen uit een tweegesprek met de patiënt met een open luisterhouding (opnamegesprek, anamnesegesprek of kennismakingsgesprek) of via observaties waarbij persoonlijke waarden en normen van de patiënt en de persoonlijke grenzen van de student worden gerespecteerd
    • stelt zich op als (aankomend) professional door te handelen volgens de geldende organisatievoorschriften (denk aan kledingvoorschriften) en de Beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden en stelt zich daarbij leerbaar op door te vragen naar specifieke feedback met respect voor de organisatiecultuur en stuurt het eigen leerproces door te reflecteren op het eigen handelen binnen het verpleegkundig proces, per handeling, dienst of dagdeel en gehele stageperiode met behulp van de STARR-methode.
  • Fase 2
  • Gezondheidsbevordering

    De student verwerft kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het bevorderen van de gezondheid van een individu of een groep mensen. 

    Tijdens de module krijgt de student inzicht in de wijze waarop individuen en groepen door het organiseren en toepassen van passende vormen van preventie het zelfmanagement en het gebruik van het eigen netwerk van de burger kunnen bevorderen.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • benoemt de verschillende vormen van preventie (primaire, secundaire en tertiaire preventie) en laat zien hoe hij deze vormen van preventie kan toepassen in de gezondheidszorg
    • legt een verband tussen de determinanten van gezondheid volgens het Lalonde-model, de gedragsmodellen (Health Belief Model, model van Fishbein en Ajzden en het ASE-model) en de wijze waarop hij het gedrag van volwassen en kinderen kan beïnvloeden
    • beargumenteert de keuze voor een vorm van voorlichting gericht op gezondheidsgedrag op basis van een vergelijking van de verschillende vormen van gezondheidsvoorlichting
    • heeft inzicht in de rol van het individu, de rol van het sociale netwerk en de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van gezond gedrag en kan daarbij aangeven wat het verband is tussen preventie en het bevorderen van zelfmanagement
    • past de principes van gezondheidsvoorlichting toe door het opzetten van een voorlichtingsbijeenkomst voor een bestaande groep en het houden van een individueel gesprek volgens de methode motiverende gespreksvoering.
  • Zorg voor ouderen

    De student verwerft kennis over veroudering, multimorbiditeit, complicaties, problemen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens netwerk om patiëntproblemen, zorgresultaten en evidence-based interventies bij ouderen te kunnen vaststellen in de context van wat de oudere belangrijk vindt. In de module wordt veroudering bekeken vanuit verschillende perspectieven: fysiologisch, psychologisch, sociologisch en vanuit cultureel, etnisch en levensbeschouwelijk perspectief. Healthy ageing en succesvol ouder worden zijn belangrijke concepten die aan de orde komen. Risico-inschatting en vroegsignalering kunnen gezondheidsproblemen voorkomen, evenals gezond gedrag. Belangrijke gezondheidsproblemen die op kunnen treden in de derde en vierde levensfase, komen aan bod in het licht van kwaliteit van leven en leefplezier. Versterken van zelfmanagement, eigen regie en autonomie zijn belangrijke doelen in de zorg voor ouderen.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat.

    De student:

    • legt een verband tussen veroudering, multimorbiditeit en de gevolgen daarvan voor de ouder wordende mens door het beschrijven van patiëntproblemen die kunnen ontstaan op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal vlak
    • legt een relatie tussen het versterken en ondersteunen van zelfmanagement, zelfredzaamheid, autonomie en leefplezier van de oudere en de wensen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens sociale netwerk door gezamenlijk met de oudere (en diens naasten) patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies vast te stellen
    • legt een verband tussen culturele, etnische, levensbeschouwelijke opvattingen over veroudering en persoonlijke eigenschappen door bij het vaststellen van patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies uit te gaan van wensen, krachten en mogelijkheden van de oudere en diens sociale netwerk
    • onderkent het belang van positief beïnvloeden van leefstijl rondom voeding, bewegen, gebruik alcohol en tabak voor ouderen en het vroegtijdig mogelijke problemen inschatten bij ouderen door gebruik te maken van methoden voor risico-inschatting, vroegsignalering en monitoring
    • past de principes en uitgangspunten van palliatieve zorg bij ouderen toe door de zorgresultaten en interventies aan te passen aan de terminale levensfase waarin de oudere zich bevindt.
  • Zorgsystemen, zorgorganisaties en ketenprocessen

    Zorgprofessionals krijgen in toenemende mate te maken met complexe zorgvragen waarbij multidisciplinaire samenwerking binnen en buiten de eigen organisatie noodzakelijk is.

    Na het afronden van de module is de professional bekwaam te participeren in een bestaande zorgketen of netwerk voor een specifieke zorgvragersgroep, rekening houdend met:

    1. de deelnemende partijen (stakeholders)
    2. de sociale kaart in een bepaalde regio, de lacunes en succesfactoren van het werken in zorgketens en netwerken.
  • Kwaliteits- en veiligheidszorg

    In deze module wordt dieper ingegaan op wat de kwaliteit van zorg nu eigenlijk is en hoe een bepaalde mate van kwaliteit en veiligheid van zorg verkregen, getoetst en gemeten kan worden.

    Vervolgens wordt er gekeken naar de rol die de verpleegkundige heeft in het verkrijgen, maar ook in het meten en het behouden van de kwaliteit en de veiligheid van zorg, zowel op individueel, team- als instellingsniveau.
    De module wordt afgesloten met bewustwording omtrent het eigen handelen in situaties met (mondelinge) agressie en handvatten om (mondelinge) agressie bespreekbaar te maken in een team en handvatten om een collega bij te staan die betrokken is geweest bij een situatie waarin (mondelinge) agressie voorkwam.

  • Evidence-based practice in de gezondheidszorg

    De student formuleert antwoorden op praktijkgerichte problemen binnen het domein van de eigen beroepspraktijk of stageplek gebruik makend van vakliteratuur, standaarden en wetenschappelijke literatuur. Tijdens de module krijgt de student inzicht in mogelijke bronnen, kracht van bewijsvoering en principes van evidence-based practice voor de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten op NLQF 5-niveau tot het onderstaande in staat:

    • Vergelijkt verschillende informatiebronnen en zet deze correct in om een vraag in de beroepspraktijk te kunnen beantwoorden (vakliteratuur, richtlijnen, boeken, protocollen, best practice en wetenschappelijke literatuur.
    • Past de termen uit onderzoeksmethodologie toe in het analyseren van een wetenschappelijk artikel (populatie, steekproef, onderzoeksmethodes (designs), kwalitatief en kwantitatief onderzoek, analysemethodes, validiteit, betrouwbaarheid, bias, generaliseerbaarheid).
    • Past de vijf stappen van evidence-based practice toe op een knelpunt in de dagelijkse praktijk in de gezondheidszorg vanuit huidige werkplek of eerdere stageperiode (vraag formuleren, bewijs zoeken, bewijs beoordelen, resultaat toepassen, evalueren).
    • Rapporteert de uitwerking van de vijf stappen van evidence-based practice als een logisch samenhangend opeenvolgend geheel.
    • Onderbouwt een antwoord vanuit de verschillende informatiebronnen (zie leeruitkomst 1) op een praktijkgericht probleem binnen het beroepsdomein met het in acht nemen van de weging van de kracht van de informatiebronnen.
  • Verpleegkundige vaardigheden II

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, het onderbouwen van de uit te voeren handeling en het welbevinden voor, tijdens en na de handeling bewaken. 

    In deze module worden de volgende onderwerpen behandeld:

    • Acute situatie in beeld.
    • Blaaskatheterisatie en blaas- en katheterspoelen.
    • Stomata: urine, dunne darm, dikke darm.
    • Neus-maagsonde en sonde door de buikwand.
    • Subcutaan infuus en hypodermoclyse.
    • Medicatie toedienen: voor toediening gereed maken, oraal, rectaal, via inhalatie en vernevelen, via subcutane, intramusculaire en intracutane injectie.
    • Zuurstoftoediening.
    • Pijn en pijnbehandeling.
    • Observatie en risico-inventarisatie.
    • Wondzorg.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen en (steriele) handschoenen te dragen indien nodig
    • monitort het welbevinden van de zorgvrager, voor, tijdens en na het uitvoeren van de verpleegkundige handeling
    • organiseert het eigen verpleegkundig handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen
    • legt uit in eigen woorden bij het meten van het urineresidu, het inbrengen, verzorgen en verwijderen van een katheter en het verzorgen van een urine-, dunne- en dikke darmstoma wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • past de inzet van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten toe en kan de keuze ervoor onderbouwen
    • handelt volgens de Wet BIG in het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden vaardigheden
    • legt uit in eigen woorden het inbrengen, verzorgen en verwijderen van een neus-maagsonde en en sonde door de buikwand, het aanbrengen van een subcutaan infuus en het toedienen van medicatie en zuurstof en verzorging van een wond wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • toont aan door het maken van 10 foutloze berekeningen het verpleegkundig rekenen te beheersen en daardoor veilig medicatie te kunnen verstrekken
    • analyseert de mate van pijn bij de zorgvrager en brengt hierin verdieping aan door het afnemen van een pijnanamnese en hierdoor meer accuratere verpleegkundige diagnoses te kunnen stellen en verpleegkundige interventies in te kunnen zetten
    • kan in acute situatie de situatie rondom de zorgvrager adequaat in kaart brengen en vervolgens op gestructureerde wijze de situatie mondeling overdragen aan een arts of acute hulpdienst.
  • Gezamenlijke besluitvorming

    De student verwerft kennis en vaardigheden ten aanzien van gezamenlijke besluitvorming. In deze module leert de student wat eigen regievoering, zelfbeschikkingsrecht, zelfmanagement en casemanagement zijn. Ook wordt de student uitgenodigd om na te denken over machtsverhoudingen in de hulpverleningsrelatie en hoe samen met de patiënt en zijn naasten tot gezamenlijke besluitvorming gekomen kan worden zonder misbruik te maken van macht en met behulp van empowerment, gesprekstechnieken en keuzehulpen. Vaardigheden betreffende gezamenlijke besluitvorming, casemanagement en empowerment, worden geoefend met behulp van casussen en rollenspelen. Tot slot komt aan de orde in hoeverre gezamenlijke besluitvorming wordt toegepast op dit moment en wat de voor- en nadelen zijn van gezamenlijke besluitvorming voor zowel de patiënt en diens naasten als de verpleegkundige.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • benoemt in eigen woorden wat de verschillen zijn tussen de patiënt en de verpleegkundige als het gaat om rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van de zorg die gegeven of ontvangen wordt, en wat dit betekent voor de beroepshouding en het therapeutisch gedrag van de verpleegkundige
    • onderkent het belang van eigen regievoering, zelfbeschikking, zelfmanagement en casemanagement door te beschrijven hoe besluitvorming ten aanzien van zorgresultaten en interventies samen met de patiënt en diens naasten tot stand kan komen waarbij rekening gehouden wordt met de grenzen van de patiënt en diens naasten
    • past de principes en uitgangspunten van empowerment toe in een nagebootste praktijksituatie en demonstreert hierbij hoe je individuen kunt bekrachtigen en verstevigen waarbij tevens rekening wordt gehouden met machtsongelijkheid
    • past de verschillende stappen van gezamenlijke besluitvorming en keuzenhulpen toe in een nagebootste praktijksituatie en formuleert patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies die tot stand zijn gekomen op basis van gezamenlijke besluitvorming
    • legt een verband tussen gezamenlijke besluitvorming en het zorgethisch perspectief door te benoemen wat de voor- en nadelen zijn van gezamenlijke besluitvorming en door te benoemen wanneer gezamenlijke besluitvorming wel of niet zou moeten plaatsvinden.
  • Praktijk II

    De student koppelt kennis en attitude aan de uitvoering van de verpleegkundige vaardigheden om het vak van verpleegkundige binnen een gecontroleerde omgeving door begeleiding aan te leren. De student stelt zich hierbij leergierig, nieuwsgierig maar vooral ook kritisch op. Hij/zij streeft ernaar om het eigen handelen te baseren op evidence-based practice en middels reflectie kritisch te zijn op het eigen handelen en de behaalde resultaten om indien nodig het handelen aan te passen.  

    Tijdens de tweede praktijkperiode staan de onderwerpen centraal die vooral in de afgelopen periode in de verschillende modules aan bod zijn gekomen: verpleegkundige handelingen als: blaaskatheteriseren, inbrengen maagsonde, stomazorg, inzet van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten. Daarnaast staan principes van gezondheidsbevordering en kwaliteit en veiligheid van zorg centraal.  

    In het praktijkwerkboek staan de leerdoelen voor de tweede praktijkperiode uitgewerkt per CanMED's-rol en beroepscompetentie. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ondersteunt de patiënt bij zijn algemeen dagelijkse levensverrichtingen (adl) door het uitvoeren van verpleegkundige vaardigheden bij het innemen van vocht en voeding en het lozen van de urine en feces met behulp van hulpmiddelen, het toedienen van medicatie via diverse toedieningswegen (mond, huid, neus, oor, oog, rectaal, luchtwegen, vaginaal, subcutaan en intramusculair), het toedienen van zuurstof en het verzorgen van een wond en past hierbij passende handhygiëne en infectiepreventie toe

    • legt een verband tussen de verpleegkundige handelingen en de mogelijke indicaties, contra-indicaties en complicaties door vóór, tijdens en na het uitvoeren van de handeling de patiënt te observeren en op geleide daarvan het handelen te vervolgen dan wel aan te passen

    • onderbouwt de keuze voor het inzetten van screenings- en risico-inventarisatie-instrumenten (MUST, SNAQ, DOS, pijnscore, pijnanamnese), stelt op basis van de uitkomsten actuele of potentiële verpleegproblemen op met een haalbare doelstelling, zet passende (bij voorkeur bewezen) interventies in en evalueert op basis van de uitkomsten van de zorg

    • laat zien patiëntgericht te werken door verantwoording af te leggen over de keuzes in het zorgverleningproces en in samenspraak met de patiënt:  

      • de actuele en potentiele patiëntproblemen vast te stellen en de te prioriteren

      • door doelen op te stellen die door de patiënt worden onderschreven

      • door in gezamenlijkheid interventies en acties te plannen en uit te voeren

      • door de zorgresultaten met de patiënt te evalueren waarbij de persoonlijke waarden, normen en grenzen van de patiënt worden gerespecteerd

    • legt een verband tussen een ziektebeeld, medische diagnoses, klachten, signalen, symptomen, eigen observaties, metingen en uitkomsten van zorg en de rol en uitvoering van verpleegkundige zorg door het maken van een algemeen verpleegplan waarin mogelijke patiëntproblemen behorende bij het ziektebeeld worden uitgewerkt in verpleegkundige diagnoses, doelen, interventies en acties en zorgresultaten volgens de systematiek van NANDA

    • legt een verband tussen de praktijkverlenende afdeling en hun ketenpartners (netwerken, stichtingen, organisaties in de eerste, tweede en derde lijn) door een specifieke patiëntengroep door de keten heen te volgen en per schakel van de keten te beschrijven wat de rollen, taken en bevoegdheden per schakel zijn

    • ondersteunt de patiënt door het geven van patiëntenvoorlichting (mondeling, schriftelijk, digitaal, via video) over een vorm van preventie (primair, secundair of tertiair) en spitst deze toe op de individuele patiënt om hiermee de eigen regie van de patiënt en het zelfmanagement te verhogen

    • draagt bij aan het behouden of verbeteren van de persoonlijke kwaliteit van zorg door gebruik te maken van wetenschappelijke en vakinhoudelijke literatuur, protocollen, richtlijnen, zorgpaden, zorgstandaarden, zorgprogramma's en standaardisatie (NANDA-NOC-NIC, Omaha, ICF)

    • organiseert en coördineert het verpleegkundig proces rondom twee patiënten door op basis van de opgestelde potentiële en actuele verpleegproblemen en doelstellingen de verpleegkundige zorg te plannen, uit te voeren en te evalueren tijdens een dienst (dag-, avond- of nachtdienst) en in samenspraak met de patiënt. Op basis van de uitkomsten van de zorg worden de doelstellingen en/of interventies en activiteiten aangepast. Indien noodzakelijk wordt een arts of iemand van een andere discipline – denk aan fysiotherapeut, diëtist, logopedist – ingeschakeld

    • stelt zich op als (aankomend) professional door te handelen volgens de geldende organisatievoorschriften (denk aan kledingvoorschriften) en de Beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden en stelt zich daarbij leerbaar op door te vragen naar specifieke feedback met respect voor de organisatiecultuur en stuurt het eigen leerproces door te reflecteren op het eigen handelen binnen het verpleegkundig proces, per handeling, dienst of dagdeel en gehele stageperiode met behulp van de STARR-methode. 

  • Evidence-based praktijkintegratie Anamnese en verpleegplan

    De praktijk- en integratieopdrachten (pio’s) binnen de LOI-opleidingen hebben de volgende doelstellingen:

    • De student stelt in de pio’s producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.
    • De student stelt in de pio’s producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct.
    • De pio’s vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten bij een pio sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de pio-lijn is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.
    • De student wordt bij het maken van de opdrachten in de pio’s ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding.
    • De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten.

    Voor de Evidence-based praktijk- en integratieopdracht ‘Anamnese en verpleegplan’ geldt als hoofddoel:

    De student kan informatie over de gezondheid en situatie van een patiënt analyseren, klasseren in de gezondheidspatronen van Gordon, de RAI, SAMPC-methode, OMAHA en/of het ICF-model, op basis hiervan in samenspraak met de patiënt en/of diens mantelzorger patiëntproblemen beschrijven, zorgresultaten benoemen, (evidence-based) interventies kiezen en de zorg uitvoeren en evalueren.

    In de module past de student de opgedane kennis toe in de praktijk, waarbij het analyseren van gegevens, het formuleren van problemen, het kiezen van resultaten en interventies in samenspraak met de patiënt centraal staan; de student reflecteert op de gemaakte keuzes, de uitvoering van de zorg en de evaluatie van het zorgverleningproces.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen de gezondheidssituatie en de persoonlijke gegevens van een patiënt door het analyseren, klasseren en verifiëren van verzamelde informatie uit diverse bronnen (patiënt, arts, verwijsbrief/overdracht, mantelzorg)
    • legt patiëntproblemen, zorgresultaten en interventies vast in een verpleegplan, voert de interventies uit en evalueert het zorgverleningproces en de beoogde zorgresultaten
    • past principes van gezamenlijke besluitvorming op passende wijze toe door de patiënt en eventueel diens netwerk te betrekken in de keuzes die gemaakt worden in de zorg
    • past principes van zelfmanagement en autonomie toe bij het kiezen van zorgresultaten en interventies in samenspraak met de patiënt en eventueel diens netwerk
    • legt verantwoording af over de keuzes in het zorgverleningproces, de betrokkenheid van de patiënt en diens netwerk en legt uit hoe rekening is gehouden met de mogelijkheden van de patiënt en diens netwerk door op het proces en de gemaakte keuzes te reflecteren.
  • Fase 3
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de AGZ en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context. 
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren; 
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt; 
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren; 
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten; 
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein; 
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen; 
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg; 
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren; 
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen; 
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega’s te waarborgen; 
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen; 
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en –individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen. 
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico’s door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden. 
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen. 
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden. 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie. 
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt. 
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie. 
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence based interventies te formuleren. 
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten. 
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen. 
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie. 
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie. 
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht. 
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laag-complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden. 
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden. 
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie agz en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor secundaire of tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking.

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  
    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 
    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen (voor agz)
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence-based interventies te formuleren
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Kindermishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de algemene gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie agz en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie agz vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • ontwerpt een plan op basis van het analyseren van de situatie van de patiënt door in samenspraak met de patiënt en diens naasten zorgresultaten en evidence-based interventies te formuleren
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoog-complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Kindermishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de MGZ en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega's te waarborgen
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke MGZ-modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en -individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico's door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laagcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden. 
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie MGZ en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma's voor secundaire of tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zo ver mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen
    • creëert een idee voor gemeenschapszorg; zorg die mensen zelf en samen in de buurt regelen en daarbij zo nodig worden ondersteund vanuit de verpleegkundige en andere netwerkpartners in deze gemeenschap zoals de gemeente
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Veilig Thuis) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de maatschappelijke gezondheidszorg

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie MGZ en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma's voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking.

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een hoogcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoogcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Veilig Thuis) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd. 
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gezondheidsgedrag van zowel individuen als groepen te beïnvloeden en gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven van mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de GG en is in staat: 

    • gezond gedrag van individuen en groepen te stimuleren en voorlichting te geven afgestemd op het individu, zijn culturele achtergrond en context
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen in samenspraak met de patiënt en diens naasten en in samenwerking met andere professionals en organisaties in de zorg en het sociale domein
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialooggestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • de veiligheid van de patiënt, zichzelf en de collega's te waarborgen
    • de kwaliteit van zorg te beoordelen, te verbeteren en te borgen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplexe naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • bevordert en ondersteunt de leefstijl bij risicogroepen en -individuen door hun gedrag rondom gezondheid, participatie en ziekte te analyseren op basis van epidemiologische gegevens over relevante gezondheidsproblemen
    • signaleert vroegtijdig mogelijke risico's door gegevens in een brede context te verzamelen en te beoordelen door gebruik te maken van diverse screeningsmethoden
    • ontwikkelt methodes voor gezondheidsbevordering voor een specifieke groep op basis van kennis over de diversiteit in culturen en cultuurgebonden opvattingen van gezondheid en cultuurgebonden gezondheidsproblemen
    • analyseert het nationale integrale gezondheidsbeleid door dit te vergelijken met het integrale beleid uit voorbeeldlanden
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor primaire en secundaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence-based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een kind, volwassene of oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van kinderen, volwassenen of ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en laagcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welk type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • bevordert de samenwerking tussen organisaties rondom zorg en/of ondersteuning door te benoemen wat lacunes en succesfactoren zijn (in het algemeen en in de eigen praktijksituatie in het bijzonder), de noodzaak voor het inschakelen van specifieke disciplines/organisaties te signaleren en te benoemen hoe verschillende disciplines/organisaties binnen en buiten de eigen organisatie ingeschakeld kunnen worden.
  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de differentiatie GG en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen 
    • de gezondheid van groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor secundaire of tertiaire preventie 
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt 
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren 
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten 
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen 
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen 
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg 
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen 
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.  

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar. 

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de case complexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • ontwerpt een ondersteuningsplan om de gezondheid van een individuele patiënt te bevorderen door een beargumenteerde keuze te maken voor een gedragsmodel en deze toe te passen in een specifieke patiëntsituatie 
    • benoemt, analyseert en vergelijkt diverse screeningsmethoden voor het opsporen van mogelijke ziektes en aandoeningen 
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor secundaire of tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context 
    • selecteert, analyseert en beoordeelt methodieken voor preventie en gezondheidsvoorlichting, gezondheids- en gedragsdeterminanten en factoren die van invloed zijn op de gezondheidssituatie en de maatschappelijke participatie van (kwetsbare) doelgroepen 
    • creëert een idee voor gemeenschapszorg; zorg die mensen zelf en samen in de buurt regelen en daarbij zo nodig worden ondersteund vanuit de verpleegkundige en andere netwerkpartners in deze gemeenschap zoals de gemeente 
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt 
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een complexe situatie
    • stelt een indicatie op en/of ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence based interventies 
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten 
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen 
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie 
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie 
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht 
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en complexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden 
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Ouderenmishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de gerontologie en geriatrie

    De student leert in deze module het gehele zorg- en/of ondersteuningsproces vorm te geven rondom een specifieke categorie mensen met (dreigende) gezondheidsproblemen in de gg en is in staat: 

    • de gezondheid van een individu te bevorderen door een individueel ondersteuningsplan te ontwikkelen
    • de gezondheid van individuen en groepen te bevorderen door het ontwikkelen van voorlichtingsprogramma’s voor tertiaire preventie
    • de situatie van de persoon en diens naasten in de context van de leefsituatie te analyseren en de gegevens hierover te klasseren
    • op basis van de geklasseerde gegevens patiëntproblemen vast te stellen en te verifiëren bij de patiënt
    • om in samenspraak met de patiënt en diens naasten toetsbare zorgresultaten te formuleren
    • efficiënte en effectieve interventies in te zetten, die voor zover mogelijk evidence-based zijn en gericht zijn op het herstellen, behouden en verbeteren van de gezondheid, het ondersteunen van het zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt en diens naasten
    • de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen
    • in samenwerking met andere professionals werkzaam in het gebied van wonen, welzijn, arbeid en zorg de participatie van de patiënt te bevorderen
    • vanuit verschillende perspectieven te kijken naar zorgsituaties: keuzehulp bij besluitvormingsprocessen, de eigen regie van de patiënt en de dialoog gestuurde zorg
    • casemanagement te plaatsen in het licht van zelfmanagement en eigen regie voeren
    • een sociale kaart op te stellen en daarbij rekening te houden met de diversiteit, etniciteit en culturele achtergronden van mensen
    • ketenprocessen mede vorm te geven en daarmee bij te dragen aan ontschotting in de zorg en ondersteuning door een adequate mondelinge en schriftelijke overdracht en samenwerking. 

    De module is opgebouwd uit casuïstiek waarin bovenstaande centraal staat en waarmee de leerstof op integrale wijze wordt aangeboden uitgaande van kritische beroepssituaties.

    De drie inhoudspecifieke modules van de differentiatie vormen een geheel opgebouwd van laagcomplex naar hoogcomplexe situaties en voorbereidend op de differentiatiespecifieke stage in het laatste jaar.

    Voor het nader specificeren van de mate van complexiteit is gebruikgemaakt van de INTERMED, een instrument om de casecomplexity te bepalen. De situatie bepaalt of iets laag- of hoogcomplex is. Zo kan een situatie die vanuit de spelende gezondheidsproblemen als laagcomplex wordt geduid, toch hoogcomplex zijn door de specifieke persoonskenmerken of externe factoren, zoals culturele achtergrond, het aantal professionals dat betrokken is, de voorgeschiedenis van een persoon of de woonsituatie.  

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • past de principes van motiverende gespreksvoering toe in een individueel gesprek door in een tweegesprek met een (fictieve) patiënt hem of haar te motiveren tot gedragsverandering
    • ontwikkelt een zorgprogramma voor mensen met een pas gediagnosticeerde chronische ziekte, waarin voorlichting, instructie en begeleiding door de verpleegkundige centraal staat
    • bevordert de gezondheid van een specifieke groep mensen door het ontwerpen van een voorlichtingsprogramma voor tertiaire preventie waarin rekening wordt gehouden met de determinanten van gezondheid, gedrag en sociale situatie en de culturele context van die specifieke groep mensen
    • onderbouwt een interventie voor het versterken van de gezondheid op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis over deze interventies
    • formuleert en beschouwt ethische aspecten met betrekking tot het stimuleren van gezond gedrag en de relatie met de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt
    • beheerst het inductief redeneren door vanuit het analyseren en klasseren van gegevens  patiëntproblemen te formuleren, te verifiëren en te prioriteren in samenspraak met de patiënt
    • beheerst het deductief redeneren door vanuit verpleegkundige standaarden, richtlijnen en protocollen patiëntproblemen te benoemen in een laagcomplexe situatie
    • stelt een indicatie op en/of ontwerpt een plan in samenspraak met de patiënt binnen de wettelijke kaders en de kaders vanuit zorgverzekeraars op basis van verzamelde gegevens, zorgresultaten en evidence based interventies
    • past een zorgproces aan in samenspraak met patiënt en diens naasten door te evalueren op basis van bereikte zorgresultaten, de door observatie, metingen en gesprek verkregen gegevens van de situatie op dat moment te vergelijken met de beoogde zorgresultaten
    • creëert een optimale situatie waarin de patiënt zijn eigen regie behoudt of versterkt door zelfmanagement, zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt in zijn sociale context te ondersteunen en te bevorderen
    • onderbouwt op welke wijze de eigen regie van een oudere kan worden bevorderd door te beargumenteren wat verschillen zijn in eigen regie van ouderen op verschillende gebieden (bv. juridisch, cognitief) en wat voor consequenties dit heeft voor de rol van de verpleegkundige bij het bevorderen van de eigen regie
    • ondersteunt de patiënt bij gezamenlijke besluitvorming door de patiënt en diens naasten te informeren en te instrueren over de gevolgen van ziekten en aandoeningen op activiteiten en participatie
    • zorgt voor de continuïteit van zorg zowel binnen als buiten de eigen organisatie door het bevorderen van een optimale samenwerking en communicatie tussen disciplines onderling of tussen organisaties rondom zorg en ondersteuning en door adequate schriftelijke en mondelinge overdracht
    • onderbouwt de inzet van casemanagement bij patiënten met een lage regelcapaciteit en hoogcomplexe meervoudige problematiek door op basis van casuïstiek aan te geven welke type casemanagement passend is, wat de rol van de verpleegkundige daarbij is en welke activiteiten ingezet moeten worden
    • ontwerpt een sociale kaart voor een specifieke doelgroep met een bepaalde complexe problematiek (dementie, CVA, mishandeling, multimorbiditeit) waarbij een verband wordt gelegd tussen verschillende betrokken instanties (bv. ziekenhuis, GGD, Advies en Meldpunt Ouderenmishandeling) en het belang van een adequate communicatie tussen deze betrokken instanties wordt onderbouwd.
  • Verpleegkundige zorg in laagcomplexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat u kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan mensen met een enkelvoudige psychiatrische problematiek of milde verstandelijke beperking, binnen de huidige wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders.

    Bij de psychiatrische problematiek gaat het om aandoeningen van tijdelijke aard. De zorgvrager heeft ziekte-inzicht en er is een sociaal netwerk aanwezig. U maakt in deze module kennis met de generalistische basis-ggz en aanverwante settings. Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt u zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt u verpleegkundige diagnoses vast, formuleert u zorgresultaten en kiest u interventies. Dit alles doet u zo veel mogelijk vanuit een herstelondersteunend perspectief en in samenspraak met de zorgvrager en in samenwerking met het sociaal netwerk en andere professionals.

    U past voor een individuele zorgvrager methodieken toe die gericht zijn op preventie, leefstijlverandering en het inpassen van gevolgen van een psychiatrische aandoening of verstandelijke beperking in het dagelijks leven en houdt hierbij rekening met diversiteit. U leert gebruik te maken van de presentiebenadering, cognitieve gedragstherapie en herstelondersteunend werken.

  • Verpleegkundige zorg in complexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan mensen met ernstige psychiatrische problematiek met of zonder een matige verstandelijke beperking, dit binnen de huidige wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders.  

    Bij de psychiatrische problematiek zijn het aandoeningen die mogelijk chronisch van aard zijn of worden. De zorgvrager wordt beperkt in zijn dagelijkse functioneren en er zijn problemen met coping. Hierdoor kan ook het zelfstandig wonen worden bedreigd. De kans is groot dat de zorgvrager langdurig medicatie moet gebruiken en er is veelal afname van sociale contacten. De professional maakt kennis met de specialistische ggz en aanverwante settings. Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt de professional zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt hij verpleegkundige diagnoses vast, formuleert zorgresultaten en kiest interventies. Dit alles zoveel mogelijk vanuit een herstelondersteunend perspectief, in samenspraak met de zorgvrager en in samenwerking met het sociaal netwerk en andere professionals.  

    De professional past voor een individuele zorgvrager methodieken toe die gericht zijn op preventie, leefstijlverandering en het inpassen van gevolgen van een psychiatrische aandoening met of zonder een verstandelijke beperking in het dagelijks leven en houdt hierbij rekening met diversiteit. De professional leert gebruik te maken van kwartiermaker en van rehabilitatie en herstel en de professional verdiept zich in crisisinterventie, vroegsignalering en outreachend werken.

  • Verpleegkundige zorg in hoogcomplexe situaties in de geestelijke gezondheidszorg

    Het hoofddoel van de module is dat de professional kennis en vaardigheden verwerft voor de zorgverlening aan kinderen, jongeren en volwassenen met zeer ernstige psychiatrische problematiek of mensen met een verstandelijke beperking met ernstige gedragsproblemen, waarbij lichamelijke, psychische en sociale problemen gelijktijdig optreden.  

    De psychiatrische problematiek kenmerkt zich vooral door een wankel of verstoord evenwicht, met ontwrichting tot gevolg. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een ernstige eetstoornis of grensoverschrijdend of delict gedrag vanuit een posttraumatische stressstoornis of dubbele diagnose. Dit kan ook samenhangen met een lichte verstandelijke beperking, de zogenoemde SGLVB-doelgroep (sterk gedragsgestoord, licht verstandelijk beperkt).  

    De focus van de zorg is het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van (levensgevaarlijke) risico’s voor leven en gezondheid van de zorgvrager en zijn omgeving, waarbij de professional naast kennis van ziektebeelden en vaardigheden op het gebied van risicotaxatie en resocialisatie eveneens kennis van wet- en regelgeving en maatschappelijke kaders nodig heeft.  

    De professional leert om te gaan met zorgvragers in verschillende leeftijdsgroepen die kwetsbaar zijn, weerstand vertonen tegen behandeling en die mede door een gebrek aan ziektebesef of inzicht ernstige beperkingen ondervinden in het dagelijks leven. De draagkracht van het sociaal netwerk is bij deze doelgroep veelal ernstig afgenomen en het zelfstandig wonen is vaak gedurende langere tijd niet mogelijk. De zorgverlening is hoog specialistisch van aard en dwangzorg kan, zij het zeer terughoudend, aan de orde zijn. De professional leert intensief samen te werken met meerdere hulpverleners en instanties die als ketenpartners betrokken zijn.  

    Om de zorgvrager op een juiste wijze te kunnen ondersteunen, beoordeelt de professional zijn gezondheidssituatie en langs de weg van klinisch redeneren stelt deze verpleegkundige diagnoses vast, formuleert zorgresultaten en kiest interventies. Dit vanuit een integratie van herstelondersteunende zorg en het medisch model binnen een supportief therapeutisch milieu en zo veel mogelijk in samenspraak met de zorgvrager, het sociaal netwerk en andere professionals.

  • Methoden voor praktijkonderzoek in de gezondheidszorg

    In de module ‘Methoden voor praktijkgericht onderzoek in de gezondheidszorg’ krijgt de student inzicht in welke (onderzoeks)methoden geschikt zijn voor het veranderen van een praktijksituatie, hoe deze methoden toe te passen zijn, belangen die spelen bij veranderingstrajecten, hoe veranderingstrajecten geëvalueerd kunnen worden. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • beschouwt de verschillende vormen van onderzoek (wetenschappelijk onderzoek, praktijkgericht onderzoek) door te benoemen wanneer welke vorm van onderzoek geschikt is gekoppeld aan het doel van onderzoek (theorievormend, theorietoetsend, verandering); 
    • overweegt innovatieve oplossingen voor een gegeven praktijkprobleem door dit probleem systematisch te analyseren vanuit verschillende belanghebbenden (patiënten, verpleegkundigen, andere disciplines, managers) en professionele inzichten; 
    • onderbouwt de keuze voor een specifieke methode van praktijkgericht onderzoek door een relatie te leggen tussen de methode en de onderzoeksvraag, het leerproces van betrokkenen en de haalbaarheid; 
    • weegt de barrières en bevorderende factoren die een rol kunnen spelen bij praktijkgericht onderzoek door strategieën om draagvlak te vergroten daarop af te stemmen; 
    • evalueert bestaande bronnen door te beoordelen of deze voldoen aan de eisen van opbouw en inhoud van een verslag of artikel over een praktijkgericht onderzoek. 
  • Evidence-based praktijkintegratie Onderbouwen van verpleegkundig handelen

    De praktijkintegratieopdrachten binnen de LOI-opleidingen hebben de volgende doelstellingen:

    • De student stelt producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.
    • De student stelt producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct.
    • De opdrachten vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de praktijkintegratie is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.
    • De student wordt bij het maken van de opdrachten ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding.
    • De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten.

    Voor de Evidence-based praktijkintegratie Onderbouwen van verpleegkundig handelen:

    De student voert een literatuurstudie uit naar een zelfgekozen onderwerp rondom:

    1. een patiëntprobleem in combinatie met evidence-based interventies of
    2. rondom gezondheid en gedrag bij een populatie in combinatie met evidence-based interventies of
    3. over de wetenschappelijke onderbouwing van organisatie van zorg rondom een specifieke patiëntencategorie.

    De literatuurstudie moet betrekking hebben op de gekozen minor (AGZ, MGZ of GG).
    In de module past de student de in het voorgaande opleidingsjaar opgedane kennis toe bij het formuleren van een (literatuur)onderzoeksgebied, omschrijven probleem/vraagstelling, bepalen van een zoekstrategie, beoordelen, ordenen en beschrijven van literatuur en uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling. De student reflecteert op de gemaakte keuzes, schrijfvaardigheden en op de waarde van de literatuurstudie voor zijn of haar persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige beroepsbeoefenaar.

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student:

    • legt een verband tussen verschillende deelvragen ontwikkeld via een analytische vraagboom op basis van de vraagstelling en de zoekstrategie door dit te beschrijven in het plan van aanpak
    • plant de literatuurstudie door de gehele werkwijze inclusief tijdpad in het plan van aanpak te beschrijven
    • onderscheidt in de literatuurstudie hoofd- en bijzaken en maakt dit zichtbaar door een evenwichtige opbouw van het verslag en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling
    • beschouwt de inzichten opgedaan met het bestuderen van (wetenschappelijke) kennisbronnen en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling op wat dit bij kan dragen aan de zorg voor een individuele patiënt en het verpleegkundig vakgebied
    • analyseert en synthetiseert de op basis van een vraagstelling en zoekstrategie gevonden literatuur tot een verslag dat voldoet aan de eisen van wetenschappelijk schrijven
    • evalueert het toepassen van de zes stappen (inventariseer uitgangspunten, kies zoekmethode, raadpleeg bibliothecair systeem, gebruik zoekinstrumenten internet, evalueer gevonden informatie, teken betrouwbare informatie zorgvuldig op) van literatuuronderzoek door in het reflectieverslag het proces te beschrijven en hierop te reflecteren
    • legt een verband tussen een uitwerkingsstructuur (informatiegericht of argumentatiegericht) voor de vraagstelling en de opbouw van de literatuurstudie (beschrijving of betoog) door dit te beschrijven in het reflectieverslag en hierop te reflecteren
    • onderbouwt zijn keuzes voor de gebruikte kennisbronnen, de manier waarop de kennis is geordend en de wijze waarop dit is verwerkt door hierop te reflecteren in het reflectieverslag
    • beschouwt de inzichten verkregen met het bestuderen en ordenen van de literatuur en het uiteindelijk beantwoorden van de vraagstelling door te beschrijven wat deze inzichten betekenen voor de persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige beroepsbeoefenaar
    • overweegt de instructie over en feedback op vraagstelling, plan van aanpak en verslag door in het reflectieverslag aan te geven hoe is omgegaan met de instructie en feedback.

    Deze module bevat twee verplichte opdrachten. Er hoeft echter maar één van de twee opdrachten gemaakt te worden om de module af te ronden:

    • Je brengt een beroepsopdracht in en na goedkeuring zend je deze nogmaals in als praktijkopdracht Definitief.
    • Je doorloopt alle stappen van de praktijkopdracht, dus van het plan van aanpak tot en met de definitieve versie.
  • Fase 4
  • Verpleegkundige vaardigheden III

    De student voert basis verpleegkundige vaardigheden uit waarbij de uitgangspunten zijn: hygiënisch werken, uit te voeren handeling onderbouwen en de privacy van de zorgvrager in acht houden.  

    In de module Verpleegkundige Vaardigheden III, worden de volgende vaardigheden behandeld: 

    • EHBO en reanimatie. 
    • Tracheotomie en tracheostoma. 
    • Uitzuigen van mond en keelholte. 
    • Epiduraal katheter. 
    • Intraveneuze medicatie. 
    • Perifeer infuus en venapunctie. 
    • Centrale lijn en veneus poortsysteem. 
    • Bloedtransfusie. 
    • Wondzorg. 
    • Instructie en verpleegkundige overdracht. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • handelt volgens de landelijke richtlijnen van het RIVM door handhygiëne toe te passen en (steriele) handschoenen te dragen indien nodig
    • legt in eigen woorden en toont de basisprincipes en vaardigheden van EHBO uit, zoals reanimatie, stabiele zijligging, aanbrengen stomp- of drukverband, immobilisatie van de arm, bij verstikking en een arteriële wat de mogelijke indicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van de handeling
    • monitort het welbevinden van de zorgvrager, voor, tijdens en na het uitvoeren van de verpleegkundige handeling en houdt rekening met de privacy
    • organiseert het eigen verpleeg(technisch) handelen door zich op de handeling voor te bereiden, de zorgvrager in te lichten, de benodigde materialen klaar te leggen en na de handeling de omgeving van de zorgvrager weer op te ruimen 
    • instrueert een zorgvrager, collega-verpleegkundige of mantelzorger in het uitvoeren van een verpleegkundige handeling door een mondelinge instructie en door het maken van een schriftelijke overdracht 
    • handelt volgens de Wet BIG in het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden vaardigheden 
    • toont aan door het maken van 10 foutloze berekeningen het verpleegkundig rekenen te beheersen en daardoor veilig medicatie via perifere en centrale infusen te kunnen verstrekken 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van het verzorgen van een zorgvrager met een tracheotomie of tracheostoma en het uitzuigen van de mond en keelholte 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn tijdens en na het uitvoeren van het verzorgen van een epiduraal katheter, centrale lijn en veneus poortsysteem, het toedienen van intraveneuze medicatie en bloedtransfusie en het inbrengen en uitvoeren van een perifeer infuus en venapunctie 
    • legt uit in eigen woorden wat de mogelijke indicaties, contra-indicaties, complicaties en observatiepunten zijn van negatieve druktherapie en een redon- of hoogvacuümdrain of het verwijderen ervan.
  • Praktijk III

    De praktijkperiode in het laatste jaar staat in het teken van de differentiatie (AGZ, MGZ, GGZ of GG). 
    De praktijk heeft in totaal een studiebelasting van 840 uur (30 EC) waarvan 720 uur (90 stagedagen) binnen de stage-instelling en 120 uur voor oefenopgaven, feedbackopdrachten, voorbereiding op de stage en de lesdagen.

  • ICT voor zorg en zelfredzaamheid

    De student verwerft kennis over het toepassen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de zorg en de rol van ICT bij het bevorderen van zelfmanagement. Daarbij staat centraal: rapportage en verpleegkundige overdracht in het elektronisch patiëntendossier, het gevaar en de valkuilen van ICT, de voor- en nadelen van het gebruik van media, het afstemmen van de media op de persoon, communicatie via verschillende media, hulpmiddelen bij communicatie, nieuwe ontwikkelingen binnen de ICT, domotica, e-health en robotica. 

  • Ondernemerschap en leiderschap

    De student verwerft kennis en vaardigheden ten aanzien van ondernemerschap en leiderschap in de zorg. 
    De student vormt zich een beeld van de verschillende organisatie-eenheden waarin verpleegkundigen werkzaam kunnen zijn en ontwikkelt een eigen visie op de organisatie van zorg. De student verdiept zich in verschillende leiderschapsstijlen en bestudeert literatuur over professioneel en persoonlijk leiderschap en over het coachen van derden in de uitvoering van de zorg. De student ontwikkelt een eigen visie op de nieuwe rol van regieverpleegkundige zoals die is omschreven in Bachelor of Nursing 2020. Ook kan de student beschrijven hoe deze rol vormgegeven wordt in een extramurale setting of op een verpleeg- of verzorgafdeling, of op een afdeling in een algemeen ziekenhuis waar de hbo-verpleegkundige doorgaans minder zelfstandig functioneert. De student leert hoe zij zich kan profileren als hbo-verpleegkundige en stelt zich de vraag waar zij voor staat als hbo-verpleegkundige, zowel in een organisatie-eenheid als in organisaties die er zijn voor de verpleegkundige beroepsgroep. Inzicht in de bekostiging van de zorg en handelen naar financieel-economische belangen voor zowel de organisatie als voor de patiënt, komt ook aan de orde.  

    Wat doe je met knelpunten die je signaleert en analyseert en hoe beïnvloed je het beleid in de zorg? Met behulp van kennis over verandermanagement en projectmanagement en op basis van reflectie op eigen en andermans handelen gaat de student hier handen en voeten aan geven en leert innovatief te zijn. De student verdiept zich in de begrippen excellente zorg en magneetziekenhuizen en waar nodig moet de student daarvoor over de grenzen van de eigen afdeling of eenheid heen kunnen kijken en in een aantal gevallen ook kijken naar de organisatie van zorg in het buitenland. 

    Tot slot wordt besproken wat de mogelijkheden zijn van het verpleegkundig beroep en op welke manier een leven lang leren vorm gegeven kan worden. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • formuleert een visie op het vak verpleegkunde binnen verschillende settingen in de zorg door een verband te leggen tussen organisatiestructuren, functiedifferentiatie en de kwaliteit van zorg
    • analyseert knelpunten in de zorg door te reflecteren op eigen en andermans functioneren in relatie tot kwaliteit van zorg en verwerkt dit in een plan van aanpak om de zorg kwalitatief te verbeteren op basis van principes rondom verandermanagement en projectmanagement
    • toont persoonlijk leiderschap en persoonlijke profilering door te beschrijven hoe de rol van hbo-verpleegkundige in de toekomst zal worden vervuld en hoe bijgedragen wordt aan de verdere ontwikkeling van het verpleegkundig beroep en spiegelt zich hierbij aan hbo-verpleegkundigen die innovatieve activiteiten vervullen in een organisatie in Nederland of in het buitenland
    • zet de ontwikkelingen binnen het verpleegkundig beroep waaronder de regieverpleegkundige en basisverpleegkundige in perspectief van de geschiedenis en in relatie tot het leveren van kwalitatief hoogwaardige zorg binnen beperkte financieel-economische kaders 
    • legt een verband tussen het belang van een leven lang leren en het leveren van kwalitatief goede zorg door te beschrijven hoe persoonlijke profilering, zelfstandig werken en leiderschap van invloed zijn op het functioneren als verpleegkundige en op de wijze waarop de zorg op een afdeling is georganiseerd.
  • Evidence-based Afstudeeropdracht Zorginnovatie

    De praktijk- en integratieopdrachten hebben de volgende doelstellingen: 

    1. De student stelt in de pio’s producten samen waarbij theorie geïntegreerd wordt in de beroepspraktijk.  
    2. De student stelt in de pio’s producten samen waarbij de samenhang tussen de modules uit het propedeusejaar duidelijk wordt, dus waarbij verschillende competenties, getraind in verschillende modules, geïntegreerd worden binnen een beroepsproduct. 
    3. De pio’s vormen een voorbereiding op de schriftelijke afstudeeropdracht (AO), waarbij het afsluitende beroepsproduct op eindniveau wordt opgeleverd. De producten bij een pio sluiten aan bij het vereiste niveau en de mate van complexiteit die past bij desbetreffende fase in het curriculum. In de pio-lijn is binnen het curriculum sprake van een duidelijke opbouw in complexiteit en niveau.  
    4. De student wordt bij het maken van de opdrachten in de pio’s ook opgeleid tot het uitvoeren van onderzoek op bachelorniveau. De opdrachten sluiten aan op de onderzoeksleerlijn binnen de opleiding. 
    5. De student reflecteert op zijn studieproces door middel van reflectieopdrachten. 

    Voor de laatste, afrondende evidence based praktijk- en integratieopdracht Zorginnovatie geldt als hoofddoel: 
    De student analyseert een praktijkprobleem en op basis hiervan initieert de student een zorginnovatie gerelateerd aan het verpleegkundig beroepsdomein. De implementatie van de zorginnovatie wordt geëvalueerd bij betrokken actoren (verpleegkundigen, patiënten, andere disciplines, management).  
    De student reflecteert op de gemaakte keuzes, de uitvoering en resultaten van het implementatieproces. De studie wordt afgerond met een evaluatieverslag, een beroepsproduct (werkwijze, protocol, zorgpad, procedurebeschrijving) en een mondelinge verdediging van de implementatieresultaten en competentieontwikkeling van de student. 

    Aan het einde van de module is de student volgens de leeruitkomsten tot het onderstaande in staat. De student: 

    • initieert een zorginnovatie op basis van een analyse van de feitelijke zorg en vergelijking met de gewenste, optimale zorg door het opstellen en uitvoeren van een advies voor het implementeren van een nieuwe werkwijze en op basis hiervan een implementatieplan; 
    • demonstreert het vermogen om nieuwe ideeën of oplossingen te onderbouwen met bestaande kennis en informatie door deze kennis en informatie op waarde te schatten en te verbinden met het specifieke praktijkprobleem; 
    • creëert een innovatieve oplossing gebaseerd op professionele inzichten, het perspectief van de patiënt en organisatorische randvoorwaarden door de innovatieve oplossing te toetsen bij verpleegkundigen, andere disciplines, patiënten- en organisatievertegenwoordigers; 
    • brengt barrières en diverse belangen van verschillende actoren in kaart en laat bij de implementatie zien rekening te houden met deze barrières en belangen door gerichte strategieën en acties op te nemen in het implementatieplan en de keuze hiervoor te kunnen onderbouwen; 
    • informeert belanghebbenden (collega’s, andere disciplines, patiënten) over de implementatie door het opstellen en uitvoeren van een communicatieplan; 
    • beoordeelt de uiteindelijke verandering op waarde door de implementatie te evalueren op resultaten en proces en dit te vergelijken met de gewenste verandering; 
    • onderbouwt de conclusies van het innovatietraject door de resultaten te bediscussiëren vanuit bestaande kennis en literatuur en de gevolgde werkwijze kritisch te beschouwen; 
    • legt het gehele proces en de resultaten van de innovatie vast in een verslag dat voldoet aan de eisen van de opleiding en verdedigt dit tijdens de mondelinge afstudeerzitting; 
    • adviseert over en ondersteunt verdere borging van de vernieuwing op de afdeling, in het team of in de instelling door de innovatie vast te leggen in een concreet product (bijvoorbeeld: werkwijze, protocol, zorgpad, procedurebeschrijving) en beschrijving van hoe met dit product dient te worden omgegaan; 
    • beoordeelt het eigen leerproces door te reflecteren op het competentieprofiel in het portfolio.

Beoordeling tijdens de praktijkperiode

Tijdens de stage beoordeelt de stagedocent van LOI Hogeschool onder meer het persoonlijk ontwikkel- en activiteitenplan. Hij of zij komt langs op de werkplek. Ook vinden er telefonische verificatiegesprekken plaats met zowel jou als met de stagementor (je begeleider op de werkplek).

Examens en diploma

Studeren bij LOI Hogeschool, zo werkt het

Examens, portfolio en afstuderen

Elke module wordt afgerond en getoetst, bijvoorbeeld met een (flexibel) examen of een praktijkopdracht. Bovendien leg je tijdens de opleiding een digitaal portfolio aan. De opleiding als geheel wordt afgesloten met een afstudeerfase.

Flexibele examens kunnen iedere werkdag worden afgelegd op ruim 20 verschillende locaties in Nederland. Je kunt dus meteen examen doen wanneer je er klaar voor bent, dat scheelt een hoop tijd.

Kijk voor de examenkosten bij Studieduur en kosten.

Modules afronden met een beroepsproduct

Bij veel modules uit deze opleiding kun je ook kiezen voor afronding met validering van een beroepsproduct. Dat betekent dat je met een product uit je eigen werksituatie aan kunt tonen dat je de leeruitkomst van een module (dat wat je moet weten en kunnen) beheerst. Je hoeft in dat geval geen ander examen te doen of een extra praktijkopdracht uit te voeren. En dat scheelt je veel tijd! Meer informatie hierover vind je tijdens je opleiding in de online leeromgeving LOI Campus.

Portfolio

Je legt vanaf het begin van de opleiding een online portfolio aan, waarin je reflecteert op het leerproces en waarmee je je professionele ontwikkeling aantoont. Het portfolio is te vinden op LOI Campus, de online leeromgeving van de LOI.

Afstuderen

Aan het eind van deze HBO-bacheloropleiding voer je een afstudeeropdracht uit. De finale van je studie! Het spreekt dan ook voor zich dat je daarbij kunt rekenen op intensieve begeleiding van de docenten.

De afstudeeropdracht bestaat uit een combinatie van literatuuronderzoek en praktijkonderzoek. Het is de bedoeling dat de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd in een voor de opleiding relevante werkomgeving. Vaak kan dit je eigen werkplek zijn, of een andere afdeling binnen de organisatie waar je werkt.

Diploma en vervolgopleiding

Je behaalt met deze opleiding een officieel en internationaal erkend HBO-bachelorgetuigschrift. Op grond daarvan mag je de graad Bachelor of Science voeren.

De bacheloropleiding HBO Verpleegkunde van LOI Hogeschool heeft het hoogst haalbare kwaliteitsstempel voor hoger onderwijs: de NVAO-accreditatie. De NVAO voert in opdracht van het ministerie van OCW de kwaliteitscontrole in het hoger onderwijs uit. Accreditatie van een opleiding betekent dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld.

Deze opleiding is als Opleiding tot Verpleegkundige opgenomen in RIO (Registratie Instellingen en Opleidingen, voorheen CROHO) onder nummer 34560.

Met het bachelorgetuigschrift op zak voldoe je aan de eisen om je te registreren in het BIG-register als (HBO) verpleegkundige. Je bent zelf verantwoordelijk voor de inschrijving in het register na het behalen van je getuigschrift en de bekostiging hiervan. Je schrijft je in via www.bigregister.nl.

Alle voordelen in 90 sec.

De kwaliteitsgarantie van LOI Hogeschool

Je studeert om iets te bereiken. Dan wil je wel zeker weten dat je een opleiding volgt van hoge kwaliteit. Bij LOI Hogeschool krijg je die garantie.

Kwaliteit staat bij ons voorop. Al onze HBO-bacheloropleidingen, HBO-masteropleidingen en Associate degrees zijn geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Hét bewijs dat zij voldoen aan strenge kwaliteitseisen. Bovendien zijn aan LOI Hogeschool verschillende lectoren verbonden. Zij onderhouden een (internationaal) kennisnetwerk zodat de opleiding gegarandeerd aansluit bij de nationale én internationale arbeidsmarkt. Na afloop van de opleiding heb je dan ook een diploma op zak waarmee werkgevers je graag zien komen.

NVAO geaccrediteerde opleiding DUO logo

Onze lectoren

Aan LOI Hogeschool zijn, naast alle onderwijsprofessionals, verschillende lectoren verbonden. Gepromoveerde academici met uitgebreide ervaring in het bedrijfsleven en in het doen van onderzoek. Ook beschikken zij over een groot relevant netwerk in de onderzoekswereld en de beroepspraktijk.

De lectoren leggen de verbinding tussen onderzoek, onderwijs en arbeidsmarkt. Ook verrichten zij (praktijkgericht) onderzoek t.b.v. de opleidingen van LOI Hogeschool. Daarbij ligt de focus op kennisvermeerdering en innovatie.

 

Daarom kies je voor LOI Hogeschool

  • Maximale flexibiliteit, jij als student staat centraal.
  • Voorkennis of ervaring? De opleiding past zich aan jóú aan.
  • Begeleiding van start tot diploma, docenten uit het werkveld.
  • Op alle fronten erkend, behaal een waardevol diploma.
  • Breed aanbod, altijd de juiste opleiding voor jouw ambitie.

Lees meer

NVAO-accreditatie

De NVAO-accreditatie is het hoogst haalbare kwaliteitskeurmerk voor hoger onderwijs en dé garantie dat je opleiding voldoet aan alle kwaliteitseisen, perfect aansluit op de arbeidsmarkt en internationaal erkend is. Bovendien is de NVAO-accreditatie een voorwaarde om erkende bachelor- en Ad-getuigschriften te mogen uitgeven.

De Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (NVAO) is een onafhankelijke overheidsorganisatie die de kwaliteit van het hoger onderwijs bewaakt.

Studiemethode en begeleiding

Online+

Bij LOI studeer je volledig op jouw manier: waar, wanneer en hoe snel je wilt. Door flexibel online studeren kun je je opleiding gemakkelijk combineren met werk en privé. Je krijgt begeleiding van ervaren docenten die altijd voor je klaar staan.

Je volgt afwisselend bijeenkomsten op locatie en online, wanneer het jou uitkomt. Je zit niet vast aan een vast ritme en boekt de bijeenkomsten eenvoudig zelf.

In de persoonlijke online leeromgeving, LOI Campus, volg je gemakkelijk je voortgang. Je hebt direct contact met docenten en medestudenten en je vindt er handige online tools die je helpen om slim en doelgericht te studeren.

  • Starten kan iedere dag.
  • Studeer waar, wanneer en hoe snel je wilt.
  • Altijd (online) begeleiding door ervaren docenten.
  • Overzicht en houvast met LOI Campus.
  • Optimaal te combineren met werk en privé.
  • Bijeenkomsten afwisselend op locatie en online.
  • Plan bijeenkomsten zelf en boek ze eenvoudig via LOI Campus.

Studeren vanuit het buitenland

Ook vanuit het buitenland kun je zonder problemen aan de slag. Contact met docenten en medestudenten loopt gewoon via internet. Houd er wel rekening mee dat de meeste examens alleen in Nederland plaatsvinden (flexibele examens deels ook in Paramaribo en Willemstad).

Ook eventuele fysieke contact- of praktijkdagen worden uitsluitend in Nederland georganiseerd. Deze zijn soms verplicht, maar de data worden altijd ruim op tijd bekendgemaakt, zodat je je reis goed kunt plannen.

Kijk voor meer informatie bij de veelgestelde vragen.

Leren van docenten met veel praktijkervaring

Je krijgt altijd (online) begeleiding. Onze docenten hebben ruime ervaring in vakgebied van je opleiding. Zij weten precies wat er in de praktijk belangrijk is en gebruiken die kennis om jou te begeleiden.

Tijdens de bijeenkomsten (in de klas of online) werk je samen met andere studenten. Je krijgt les in kleine groepen, waardoor er veel ruimte is om te oefenen en vragen te stellen. De docent vertelt tijdens de bijeenkomsten bovendien veel over de praktijk.
 

Studieduur en kosten

Studieduur

  • Wettelijke studieduur: 4 jaar (ook sneller af te ronden).
  • Kosteloos te verlengen tot 6 jaar.
  • Sneller afronden mogelijk met een hoger studietempo of door vrijstellingen.

Kostenoverzicht ontvangen?

  • Ideaal bij het gesprek met je werkgever.
  • Alle kosten overzichtelijk bij elkaar.
  • Handig bij je studiekeuze.
Nu aanvragen

Kosten

Omschrijving Bedrag
Collegegeld Online+ 36 x € 399,00
Examengeld LOI 36 x € 99,00
Inschrijfkosten en dossiervorming € 75,00 (éénmalig)

Betaalopties LOI

  • Betaling per maand
  • Betaling in één keer of per jaar (met 3% korting)

Goed om te weten

  • Langer studeren zonder extra kosten.
  • Alle lesmaterialen inbegrepen.
  • Binnen 14 dagen kosteloos te annuleren.
  • Geen tussentijdse prijswijzigingen.
  • Eventuele herexamens worden apart in rekening gebracht.

Betaalt je werkgever?

  • Veel werkgevers betalen (een deel van) de opleidingskosten.
  • Check of je een opleidingsbudget hebt (meestal € 750,- tot € 1200,-).
  • Is de opleiding wettelijk verplicht? Dan moet je werkgever betalen.
  • Geef op het inschrijfformulier aan of je werkgever de opleiding betaalt.

Informatie voor werkgevers

Levenlanglerenkrediet: voordelig lenen voor je studie

Iedereen tot 57 jaar kan tegen zeer gunstige voorwaarden geld lenen voor de financiering van een studie. Deze studiefinanciering voor volwassenen kan o.a. gebruikt worden voor alle HBO-bacheloropleidingen en Associate degrees van LOI Hogeschool. Je kunt een bedrag lenen tot maximaal de hoogte van het te betalen collegegeld, met een maximum van € 13.005,- (studiejaar 2025-2026). Als er literatuur is inbegrepen, wordt dit afgetrokken van het te lenen bedrag. Meer informatie en de voorwaarden vind je hier.

Veelgestelde vragen

Wat is een LOI diploma waard?

De waarde van een LOI-diploma is gelijk aan die van een diploma van een reguliere onderwijsinstelling, zoals een roc of hogeschool, mits de opleiding officieel geaccrediteerd is door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) of een vergelijkbare erkende instantie. Dit betekent dat de opleiding voldoet aan dezelfde kwaliteitsnormen en dat het diploma evenveel erkenning krijgt op de arbeidsmarkt en in het hoger onderwijs.

Is een hbo bachelor evenveel waard als een wo bachelor?

Een hbo-bachelor en een wo-bachelor hebben in Nederland dezelfde officiële bachelorgraad en zijn daarmee formeel gelijkwaardig, maar ze verschillen in opzet en doel. Een hbo-opleiding is praktijkgericht en bereidt je direct voor op het beroepsveld, terwijl een wo-opleiding theoretischer en onderzoeksmatiger is en gericht op academische verdieping. Welke route 'meer waard' is, hangt daarom vooral af van jouw doelen en ambities.

Wat verdient een HBO Verpleegkundige?

Een HBO‑verpleegkundige in Nederland verdient bij een fulltime dienstverband meestal ergens tussen ongeveer € 3.200 en € 4.700 bruto per maand - afhankelijk van ervaring, functie, en instelling. Naarmate je langer in dienst bent of gaat specialiseren kan het salaris oplopen tot rond € 5.000 bruto per maand.

wat doet een HBO Verpleegkundige?

Een HBO‑verpleegkundige zorgt voor de zorg en begeleiding van patiënten in ziekenhuizen, verzorgingshuizen of andere zorginstellingen. Je voert verpleegkundige handelingen uit, coördineert de zorg, observeert de gezondheidstoestand van patiënten en overlegt met artsen en andere zorgprofessionals. Daarnaast begeleid je patiënten en hun familie, geef je voorlichting en draag je bij aan het verbeteren van zorgprocessen.

Kostenoverzicht

De getoonde kosten zijn inclusief:

  • Collegegeld en lesmateriaal
  • LOI-examenkosten
  • Eénmalig inschrijfgeld

Kostenberekening per

Collegegeld Online+ 36 x € 399,00

Examengeld LOI 36 x € 3.564,00

Inschrijfgeld* € 75,00

Kostenoverzicht ontvangen

* Te voldoen in de eerste termijn